Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- smoren:
-
Wiktionary:
- smoren → ersticken, erdrosseln, erwürgen, unterdrücken, schmoren, brutzeln
- smoren → rauchen, schmoren, dünsten, dämpfen, Schmoren, ersticken, erdrosseln, erwürgen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor smoren (Nederlands) in het Duits
smoren:
-
smoren (doven; uitblussen; uitdoven)
erlöschen; löschen; ausschalten; schmoren; ausmachen; ablöschen; ersticken; auslöschen-
ausschalten werkwoord (schalte aus, schaltest aus, schaltet aus, schaltete aus, schaltetet aus, ausgeschaltet)
-
ersticken werkwoord
-
smoren (op vuur pruttelen; sudderen; pruttelen; stoffen)
schmoren; dämpfen; brutzeln; brodeln; pruzeln; leise kochen-
leise kochen werkwoord (koche leise, kochst leise, kocht leise, kochte leise, kochtet leise, leise gekocht)
-
smoren (iem. verstikken)
jemanden erdrosseln; dämpfen; schmoren; jemanden erwürgen; jemanden ersticken-
jemanden erdrosseln werkwoord
-
jemanden erwürgen werkwoord
-
jemanden ersticken werkwoord
-
Conjugations for smoren:
o.t.t.
- smoor
- smoort
- smoort
- smoren
- smoren
- smoren
o.v.t.
- smoorde
- smoorde
- smoorde
- smoorden
- smoorden
- smoorden
v.t.t.
- heb gesmoord
- hebt gesmoord
- heeft gesmoord
- hebben gesmoord
- hebben gesmoord
- hebben gesmoord
v.v.t.
- had gesmoord
- had gesmoord
- had gesmoord
- hadden gesmoord
- hadden gesmoord
- hadden gesmoord
o.t.t.t.
- zal smoren
- zult smoren
- zal smoren
- zullen smoren
- zullen smoren
- zullen smoren
o.v.t.t.
- zou smoren
- zou smoren
- zou smoren
- zouden smoren
- zouden smoren
- zouden smoren
en verder
- ben gesmoord
- bent gesmoord
- is gesmoord
- zijn gesmoord
- zijn gesmoord
- zijn gesmoord
diversen
- smoor!
- smoort!
- gesmoord
- smorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor smoren:
Wiktionary: smoren
smoren
Cross Translation:
verb
-
iemand of iets het ademen beletten
- smoren → ersticken; erdrosseln; erwürgen
-
onderdrukken
- smoren → unterdrücken
-
iets in enig vet aanbraden, vervolgens vocht toevoegen en afdekken om het zachtjes gaar te laten worden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smoren | → rauchen | ↔ smoke — to inhale and exhale tobacco smoke regularly or habitually |
• smoren | → schmoren; dünsten; dämpfen | ↔ stew — to cook (food) |
• smoren | → Schmoren | ↔ braiser — (cuisine) Faire cuire doucement une viande, un poisson ou certains légumes dans un récipient fermé avec du jus comme liquide. note À ne pas confondre avec brasiller. |
• smoren | → ersticken; erdrosseln; erwürgen | ↔ suffoquer — étouffer, faire perdre la respiration ou rendre la respiration difficile; il se dit ordinairement du manque de respiration qui arriver par quelque cause intérieure ou par l’effet de quelque vapeur nuisible. |
• smoren | → erdrosseln; ersticken; erwürgen | ↔ étouffer — Faire mourir en arrêter la respiration. |