Nederlands
Uitgebreide vertaling voor smeken (Nederlands) in het Duits
smeken:
Conjugations for smeken:
o.t.t.
- smeek
- smeekt
- smeekt
- smeken
- smeken
- smeken
o.v.t.
- smeekte
- smeekte
- smeekte
- smeekten
- smeekten
- smeekten
v.t.t.
- heb gesmeekt
- hebt gesmeekt
- heeft gesmeekt
- hebben gesmeekt
- hebben gesmeekt
- hebben gesmeekt
v.v.t.
- had gesmeekt
- had gesmeekt
- had gesmeekt
- hadden gesmeekt
- hadden gesmeekt
- hadden gesmeekt
o.t.t.t.
- zal smeken
- zult smeken
- zal smeken
- zullen smeken
- zullen smeken
- zullen smeken
o.v.t.t.
- zou smeken
- zou smeken
- zou smeken
- zouden smeken
- zouden smeken
- zouden smeken
en verder
- ben gesmeekt
- bent gesmeekt
- is gesmeekt
- zijn gesmeekt
- zijn gesmeekt
- zijn gesmeekt
diversen
- smeek!
- smeekt!
- gesmeekt
- smekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
smeken (gesmeek)
Vertaal Matrix voor smeken:
Verwante definities voor "smeken":
Wiktionary: smeken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smeken | → anflehen | ↔ beg — to supplicate, to plead with someone for help |
• smeken | → anflehen; ersuchen | ↔ beseech — to beg |
• smeken | → bitten; erbitten | ↔ pray — to beg humbly for aid |
• smeken | → beschwören; flehen | ↔ implorer — demander humblement et avec instance, secours, faveur, ou grâce. |
• smeken | → beschwören; flehen; anziehen | ↔ solliciter — inciter ou exciter à faire quelque chose. |