Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- smadend:
- smaden:
-
Wiktionary:
- smaden → verleumden, verunglimpfen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor smadend (Nederlands) in het Duits
smadend:
-
smadend (honend; spottend; smadelijk; schamper; smalend)
höhnisch; abfällig; verspottend; abschätzig; schmählich-
höhnisch bijvoeglijk naamwoord
-
abfällig bijvoeglijk naamwoord
-
verspottend bijvoeglijk naamwoord
-
abschätzig bijvoeglijk naamwoord
-
schmählich bijvoeglijk naamwoord
-
-
smadend (kwaadsprekend; lasterlijk)
beleidigend; verleumderisch; lästerlich-
beleidigend bijvoeglijk naamwoord
-
verleumderisch bijvoeglijk naamwoord
-
lästerlich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor smadend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abfällig | honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend | afhellend |
abschätzig | honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend | |
beleidigend | kwaadsprekend; lasterlijk; smadend | beledigend; grievend; krenkend; kwetsend |
höhnisch | honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend | cynisch; honend; hooghartig; minachtend; overtreffend; provocerend; smalend; spottend; tartend; uitdagend |
lästerlich | kwaadsprekend; lasterlijk; smadend | kwaadsprekend; lasterend; lasterlijk |
schmählich | honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend | banaal; gemeen; grof; honend; hooghartig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; minachtend; onedel; plat; platvloers; ploertig; schandalig; schandelijk; schunnig; smalend; spottend; triviaal; verfoeilijk; vunzig |
verleumderisch | kwaadsprekend; lasterlijk; smadend | eerrovend; kwaadsprekend; lasterend; lasterlijk |
verspottend | honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend |
smadend vorm van smaden:
-
smaden (smalen)
verspotten; verhöhnen; spotten; verächtlich oder hönisch reden von-
verspotten werkwoord
-
verächtlich oder hönisch reden von werkwoord
-
-
smaden (lasteren; kwaadspreken; belasteren)
Conjugations for smaden:
o.t.t.
- smaad
- smaadt
- smaadt
- smaden
- smaden
- smaden
o.v.t.
- smaadde
- smaadde
- smaadde
- smaadden
- smaadden
- smaadden
v.t.t.
- heb gesmaad
- hebt gesmaad
- heeft gesmaad
- hebben gesmaad
- hebben gesmaad
- hebben gesmaad
v.v.t.
- had gesmaad
- had gesmaad
- had gesmaad
- hadden gesmaad
- hadden gesmaad
- hadden gesmaad
o.t.t.t.
- zal smaden
- zult smaden
- zal smaden
- zullen smaden
- zullen smaden
- zullen smaden
o.v.t.t.
- zou smaden
- zou smaden
- zou smaden
- zouden smaden
- zouden smaden
- zouden smaden
en verder
- ben gesmaad
- bent gesmaad
- is gesmaad
- zijn gesmaad
- zijn gesmaad
- zijn gesmaad
diversen
- smaad!
- smaadt!
- gesmaad
- smadend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor smaden:
Verwante woorden van "smaden":
Wiktionary: smaden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smaden | → verleumden; verunglimpfen | ↔ slander — utter a slanderous statement |