Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- slaperigheid:
- slaperig:
-
Wiktionary:
- slaperigheid → Verschlafenheit, Schlafbedürfnis, Schläfrigkeit
- slaperig → schläfrig, verschlafen
- slaperig → Schläfrigkeit, schläfrig
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor slaperigheid (Nederlands) in het Duits
slaperigheid:
-
de slaperigheid (lodderigheid; slaapdronkenheid; soezerigheid)
Vertaal Matrix voor slaperigheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Dösigkeit | lodderigheid; slaapdronkenheid; slaperigheid; soezerigheid | dufheid |
Schlaftrunkenheit | lodderigheid; slaapdronkenheid; slaperigheid; soezerigheid | |
Schläfrigkeit | lodderigheid; slaapdronkenheid; slaperigheid; soezerigheid |
Verwante woorden van "slaperigheid":
Wiktionary: slaperigheid
slaperigheid
noun
slaperigheid
-
het gevoel slaperig te zijn, afwezig zijn met gedachten
- slaperigheid → Verschlafenheit
-
de neiging te gaan slapen
- slaperigheid → Schlafbedürfnis
noun
-
das Verspüren des Bedürfnisses nach Schlaf, die Neigung zum Einschlafen
slaperigheid vorm van slaperig:
-
slaperig (versuft; lodderig; suffig; dommelig)
schläfrig; dösig; duselig; verschlafen; schlaftrunken-
schläfrig bijvoeglijk naamwoord
-
dösig bijvoeglijk naamwoord
-
duselig bijvoeglijk naamwoord
-
verschlafen bijvoeglijk naamwoord
-
schlaftrunken bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor slaperig:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verschlafen | verslapen | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
duselig | dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft | aangeschoten; bedwelmd; beneveld; beschonken; daas; doezelig; dof; geesteloos; mat; onder invloed; soezerig; soezig; suf; teut; tipsy; verdoofd; versuft |
dösig | dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft | daas; doezelig; dof; eentonig; geesteloos; mat; monotoon; saai; slaapverwekkend; soezerig; soezig; suf; versuft |
schlaftrunken | dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft | met een wazige blik; slaapdronken |
schläfrig | dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft | soezig |
verschlafen | dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft | slaapdronken |
Verwante woorden van "slaperig":
Wiktionary: slaperig
slaperig
Cross Translation:
adjective
slaperig
-
behoefte tot slaap vertonend
- slaperig → schläfrig
adjective
-
ein Bedürfnis nach Schlaf verspürend, geneigt einschlafen
-
schläfrig, schlafgezeichnet, obwohl wach dem Schlafe noch nicht entkommen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slaperig | → Schläfrigkeit | ↔ drowsiness — State of being drowsy |
• slaperig | → schläfrig | ↔ drowsy — inclined to drowse |
• slaperig | → schläfrig | ↔ sleepy — feeling the need for sleep |