Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- sijpelen:
-
Wiktionary:
- sijpelen → sickern
- sijpelen → filtrieren, passieren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor sijpelen (Nederlands) in het Duits
sijpelen:
-
sijpelen (druppelen; afdruipen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen)
triefen; laufen; tropfen; lecken; abtropfen; durchsickern; auslecken; herauströpfeln; durchfallen; sickern; tröpfeln-
durchsickern werkwoord (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)
-
herauströpfeln werkwoord (tröpfle heraus, tröpfelst heraus, tröpfelt heraus, tröpfelte heraus, tröpfeltet heraus, herausgeströpfelt)
-
durchfallen werkwoord (falle durch, fällst durch, fällt durch, fiel durch, fielt durch, durchgefallen)
-
sijpelen (in straaltjes afdruipen)
Conjugations for sijpelen:
o.t.t.
- sijpel
- sijpelt
- sijpelt
- sijpelen
- sijpelen
- sijpelen
o.v.t.
- sijpelde
- sijpelde
- sijpelde
- sijpelden
- sijpelden
- sijpelden
v.t.t.
- heb gesijpeld
- hebt gesijpeld
- heeft gesijpeld
- hebben gesijpeld
- hebben gesijpeld
- hebben gesijpeld
v.v.t.
- had gesijpeld
- had gesijpeld
- had gesijpeld
- hadden gesijpeld
- hadden gesijpeld
- hadden gesijpeld
o.t.t.t.
- zal sijpelen
- zult sijpelen
- zal sijpelen
- zullen sijpelen
- zullen sijpelen
- zullen sijpelen
o.v.t.t.
- zou sijpelen
- zou sijpelen
- zou sijpelen
- zouden sijpelen
- zouden sijpelen
- zouden sijpelen
en verder
- ben gesijpeld
- bent gesijpeld
- is gesijpeld
- zijn gesijpeld
- zijn gesijpeld
- zijn gesijpeld
diversen
- sijpel!
- sijpelt!
- gesijpeld
- sijpelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor sijpelen:
Wiktionary: sijpelen
sijpelen
Cross Translation:
verb
sijpelen
-
een proces waarbij een vloeistof zich door de kieren en poriën van een vaste massa heen begeeft
- sijpelen → sickern
verb
-
intransitiv: langsam, in dünnen Rinnsalen, oder tropfenweise fließen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sijpelen | → filtrieren | ↔ filter — to pass through a filter or to act as though passing through a filter |
• sijpelen | → filtrieren; passieren | ↔ filter — to come or go a few at a time |