Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. shocks:
  2. shock:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor shocks (Nederlands) in het Duits

shocks:

shocks [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de shocks
    die Schocks
    • Schocks [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor shocks:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schocks shocks

Verwante woorden van "shocks":


shock:

shock [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de shock
    der Schock
    • Schock [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor shock:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schock shock zenuwschok

Verwante woorden van "shock":


Wiktionary: shock


Cross Translation:
FromToVia
shock Anstoß; Rütteln; Schütteln; Schüttern; Kollision choccollision brusque, impact d’un corps avec un autre corps.