Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- schoor:
- schoren:
-
Wiktionary:
- schoor → Stütze, Abstützung
- schoren → stemmen, unterhalten, unterstützen, aufbewahren, behalten, bergen, erhalten, konservieren, fortfahren, fortführen, fortsetzen, weiterführen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schoor (Nederlands) in het Duits
schoor:
-
de schoor (schraag)
Vertaal Matrix voor schoor:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Gestell | schoor; schraag | brilmontuur; chassis; driepoot; droogrek; fitting; frame; geraamte; heugelstang; karkas; latwerk; montuur; onderstel; poot; raamwerk; rek; skelet; staander; statief; stellage; stelling; voet |
Stütze | schoor; schraag | bijstand; boekensteun; boekenstut; hulp; maatschappelijke hulpverlening; ondersteuning; sociale bijstand; steun; steun en toeverlaat; steunpilaar; stut; support; toeverlaat; uitlaatklep |
Träger | schoor; schraag | bagagedrager; draagbalk; drager; kruier; latei; ligger; schoorbalk; schuinse steunbalk; sjouwer; steunbalk; stutbalk |
Verwante woorden van "schoor":
schoor vorm van schoren:
-
schoren (stutten; ondersteunen; steunen; dragen; schragen)
Conjugations for schoren:
o.t.t.
- schoor
- schoort
- schoort
- schoren
- schoren
- schoren
o.v.t.
- schoorde
- schoorde
- schoorde
- schoorden
- schoorden
- schoorden
v.t.t.
- heb geschoord
- hebt geschoord
- heeft geschoord
- hebben geschoord
- hebben geschoord
- hebben geschoord
v.v.t.
- had geschoord
- had geschoord
- had geschoord
- hadden geschoord
- hadden geschoord
- hadden geschoord
o.t.t.t.
- zal schoren
- zult schoren
- zal schoren
- zullen schoren
- zullen schoren
- zullen schoren
o.v.t.t.
- zou schoren
- zou schoren
- zou schoren
- zouden schoren
- zouden schoren
- zouden schoren
en verder
- ben geschoord
- bent geschoord
- is geschoord
- zijn geschoord
- zijn geschoord
- zijn geschoord
diversen
- schoor!
- schoort!
- geschoord
- schorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schoren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abstützen | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | met palen stutten; schragen; stutten |
entlasten | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; van gewicht ontdoen; verlichten; weldoen |
stützen | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | assisteren; begronden; bijspringen; bijstaan; goeddoen; helpen; leunen; liefdadigheids werk doen; met palen stutten; ondersteunen; rugsteunen; schragen; seconderen; steunen; stutten; weldoen; zich baseren |
unterstützen | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | aanmoedigen; bedelen; begiftigen; bemoedigen; beschenken; motiveren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; steunen; troosten; vertroosten |
Verwante woorden van "schoren":
Wiktionary: schoren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schoren | → stemmen; unterhalten; unterstützen; aufbewahren; behalten; bergen; erhalten; konservieren; fortfahren; fortführen; fortsetzen; weiterführen | ↔ maintenir — tenir ferme et fixe. |