Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. schooien:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schooien (Nederlands) in het Duits

schooien:

schooien [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schooien (bedelen)
    Betteln; Schnorren; Abstauben

schooien werkwoord

  1. schooien (bedelen)
    betteln; bitten
    • betteln werkwoord (bettele, bettelst, bettelt, bettelte, betteltet, gebettelt)
    • bitten werkwoord (bitte, bittest, bittet, bat, batet, gebeten)

Vertaal Matrix voor schooien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abstauben bedelen; schooien
Betteln bedelen; schooien schooieren
Schnorren bedelen; schooien schooieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betteln bedelen; schooien bidden; in gebed zijn; klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren; schooieren; smeken; soebatten; verzoeken; vragen
bitten bedelen; schooien aanvragen; bidden; in gebed zijn; noden; rekwestreren; smeken; soebatten; verzoeken; vragen

Wiktionary: schooien


Cross Translation:
FromToVia
schooien betteln mendierdemander l’aumône.