Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schilferend (Nederlands) in het Duits
schilferend:
-
schilferend
schilfernd; schuppig; schuppenartig; schuppenförmig-
schilfernd bijvoeglijk naamwoord
-
schuppig bijvoeglijk naamwoord
-
schuppenartig bijvoeglijk naamwoord
-
schuppenförmig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor schilferend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schilfernd | schilferend | schilferachtig |
schuppenartig | schilferend | schilferachtig; schubachtig; schubvormig; vlokkig |
schuppenförmig | schilferend | schilferachtig; schubachtig; schubvormig |
schuppig | schilferend | geschubd; met schubben bedekt; schilferachtig; schilferig; schubachtig; schubvormig |
schilferend vorm van schilferen:
-
schilferen (afschilferen)
Conjugations for schilferen:
o.t.t.
- schilfer
- schilfert
- schilfert
- schilferen
- schilferen
- schilferen
o.v.t.
- schilferde
- schilferde
- schilferde
- schilferden
- schilferden
- schilferden
v.t.t.
- heb geschilferd
- hebt geschilferd
- heeft geschilferd
- hebben geschilferd
- hebben geschilferd
- hebben geschilferd
v.v.t.
- had geschilferd
- had geschilferd
- had geschilferd
- hadden geschilferd
- hadden geschilferd
- hadden geschilferd
o.t.t.t.
- zal schilferen
- zult schilferen
- zal schilferen
- zullen schilferen
- zullen schilferen
- zullen schilferen
o.v.t.t.
- zou schilferen
- zou schilferen
- zou schilferen
- zouden schilferen
- zouden schilferen
- zouden schilferen
en verder
- ben geschilferd
- bent geschilferd
- is geschilferd
- zijn geschilferd
- zijn geschilferd
- zijn geschilferd
diversen
- schilfer!
- schilfert!
- geschilferd
- schilferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schilferen
Vertaal Matrix voor schilferen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Abblättern | schilferen | |
Abschuppen | schilferen | |
Schiefern | schilferen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abblättern | afschilferen; schilferen | afbladderen; afkalven |
blättern | afschilferen; schilferen | bladderen; bladeren |