Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. scherpen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor scherpen (Nederlands) in het Duits

scherpen:

scherpen werkwoord (scherp, scherpt, scherpte, scherpten, gescherpt)

  1. scherpen (wetten; slijpen; aanzetten)
    wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen
    • wetzen werkwoord (wetze, wetzt, wetzte, wetztet, gewetzt)
    • schleifen werkwoord (schleife, schleifst, schleift, schliff, schlifft, geschliffen)
    • schärfen werkwoord (schärfe, schärfst, schärft, schärfte, schärftet, geschärft)
    • abschleifen werkwoord (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)

Conjugations for scherpen:

o.t.t.
  1. scherp
  2. scherpt
  3. scherpt
  4. scherpen
  5. scherpen
  6. scherpen
o.v.t.
  1. scherpte
  2. scherpte
  3. scherpte
  4. scherpten
  5. scherpten
  6. scherpten
v.t.t.
  1. heb gescherpt
  2. hebt gescherpt
  3. heeft gescherpt
  4. hebben gescherpt
  5. hebben gescherpt
  6. hebben gescherpt
v.v.t.
  1. had gescherpt
  2. had gescherpt
  3. had gescherpt
  4. hadden gescherpt
  5. hadden gescherpt
  6. hadden gescherpt
o.t.t.t.
  1. zal scherpen
  2. zult scherpen
  3. zal scherpen
  4. zullen scherpen
  5. zullen scherpen
  6. zullen scherpen
o.v.t.t.
  1. zou scherpen
  2. zou scherpen
  3. zou scherpen
  4. zouden scherpen
  5. zouden scherpen
  6. zouden scherpen
en verder
  1. ben gescherpt
  2. bent gescherpt
  3. is gescherpt
  4. zijn gescherpt
  5. zijn gescherpt
  6. zijn gescherpt
diversen
  1. scherp!
  2. scherpt!
  3. gescherpt
  4. scherpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor scherpen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abschleifen aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afslijpen; erafslijpen; scherp maken; slijpen
schleifen aanzetten; scherpen; slijpen; wetten een slepende gang hebben; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; hard drillen; met zich meeslepen; scherp maken; slijpen; uitslijpen; wegslijpen
schärfen aanzetten; scherpen; slijpen; wetten
wetzen aanzetten; scherpen; slijpen; wetten aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; scherp maken; slijpen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden

Wiktionary: scherpen


Cross Translation:
FromToVia
scherpen schärfen sharpen — to make sharp
scherpen wetzen whet — hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening
scherpen schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen affileraiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
scherpen schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen aiguiserrendre aigu.