Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal scheiding

Vertaal scheiding van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

scheiding:
- Scheidung; Trennung; Einschnitt; Unterbrechung; Bruch; Teilung
Wiktionary:
- scheiding → Teilung, Trennung, Streifen, Strich, Rochen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor scheiding (Nederlands) in het Duits

scheiding:

scheiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de scheiding (segregatie; verbreking)
die Scheidung; die Trennung; der Einschnitt; die Unterbrechung; der Bruch; die Teilung
- Scheidung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Trennung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einschnitt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Unterbrechung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Bruch [der ~] zelfstandig naamwoord
- Teilung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor scheiding:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Bruch	scheiding; segregatie; verbreking	afval; barst; breken; breuk; breukgetal; fractuur; groeve; knak; knik; krak; mijnschacht; ontwarring; rotzooi; scheur; vuilnis
Einschnitt	scheiding; segregatie; verbreking	barst; brandgang; gat; groef; haal; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kloof; kras; opening; pennekras; reet; scheur; snede; snee; snijwond; split; sponning; uitsparing; vore
Scheidung	scheiding; segregatie; verbreking	echtscheiding; ontwarring
Teilung	scheiding; segregatie; verbreking	celdeling; deling; ontwarring
Trennung	scheiding; segregatie; verbreking	afscheiding; afsplitsing; afzondering; beschot; breken; isolering; ontwarring; schifting; schot; selectie; splitsen; tussenmuur; tussenschot
Unterbrechung	scheiding; segregatie; verbreking	bemoeienis; breken; breuk; inlating; inmenging; interruptie; onderbreken; onderbreking; pauze; respijt; rustpauze; storing; tussenpoos; uitstel; verbreken; verbreking; verpozing

Verwante woorden van "scheiding":

scheidingen

Synoniemen voor "scheiding":

echtscheiding

Verwante definities voor "scheiding":

beëindiging van een huwelijk¹
- de kinderen hebben de scheiding goed opgenomen¹
het uit elkaar gaan of uit elkaar zijn¹
- de scheiding duurde drie dagen¹
lijn op je hoofd waar het haar in verschillende richtingen gaat¹
- je moet een scheiding in je haar kammen¹

Wiktionary: scheiding

Cross Translation:

From	To	Via
• scheiding	→ Teilung	↔ division — act or process of dividing anything
• scheiding	→ Trennung	↔ separation — act of disuniting two or more things
• scheiding	→ Streifen; Strich; Rochen	↔ raie — ligne tracer sur une surface.

Computer vertaling door derden:

¹Muiswerk Woordenboek