Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. schans:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schans (Nederlands) in het Duits

schans:

schans [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schans (verschansing)
    die Schanze; die Verschanzung; die Reling

Vertaal Matrix voor schans:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Reling schans; verschansing balkonhek; balustrade
Schanze schans; verschansing springschans
Verschanzung schans; verschansing

Verwante woorden van "schans":

  • schansen