Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. samenstel:
  2. samentellen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samenstel (Nederlands) in het Duits

samenstel:

samenstel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het samenstel (bestel)
    die Ordnung; System
    • Ordnung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • System [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor samenstel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ordnung bestel; samenstel arrangement; dienstvoorschrift; discipline; dwang; gehoorzaamheid; indeling; onderwerping; opbouw; opstelling; orde; ordening; organisatie; rangschikking; regel; regelgeving; regeling; regelmaat; reglement; regularisatie; samenstelling; schikking; structuur; systeem; tucht; voorschrift; wet
System bestel; samenstel opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; stelsel; structuur; systeem

Verwante woorden van "samenstel":

  • samenstellen

samenstel vorm van samentellen:

samentellen werkwoord (stel samen, stelt samen, stelde samen, stelden samen, samengesteld)

  1. samentellen
    zusammenzählen
    • zusammenzählen werkwoord (zähle zusammen, zählst zusammen, zählt zusammen, zählte zusammen, zähltet zusammen, zusammengezählt)

Conjugations for samentellen:

o.t.t.
  1. stel samen
  2. stelt samen
  3. stelt samen
  4. stellen samen
  5. stellen samen
  6. stellen samen
o.v.t.
  1. stelde samen
  2. stelde samen
  3. stelde samen
  4. stelden samen
  5. stelden samen
  6. stelden samen
v.t.t.
  1. heb samengesteld
  2. hebt samengesteld
  3. heeft samengesteld
  4. hebben samengesteld
  5. hebben samengesteld
  6. hebben samengesteld
v.v.t.
  1. had samengesteld
  2. had samengesteld
  3. had samengesteld
  4. hadden samengesteld
  5. hadden samengesteld
  6. hadden samengesteld
o.t.t.t.
  1. zal samentellen
  2. zult samentellen
  3. zal samentellen
  4. zullen samentellen
  5. zullen samentellen
  6. zullen samentellen
o.v.t.t.
  1. zou samentellen
  2. zou samentellen
  3. zou samentellen
  4. zouden samentellen
  5. zouden samentellen
  6. zouden samentellen
en verder
  1. ben samengesteld
  2. bent samengesteld
  3. is samengesteld
  4. zijn samengesteld
  5. zijn samengesteld
  6. zijn samengesteld
diversen
  1. stel samen!
  2. stelt samen!
  3. samengesteld
  4. samenstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor samentellen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zusammenzählen samentellen bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen