Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rumoer (Nederlands) in het Duits

rumoer:

rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het rumoer (gedruis; tumult)
    Trara; der Krach; der Radau; der Tumult; der Trubel; der Aufruhr; der Spektakel
    • Trara [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Krach [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Radau [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Tumult [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Trubel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufruhr [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spektakel [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. het rumoer (lawaai; kabaal; spektakel; herrie; leven)
    der Lärm; der Tumult; der Spektakel; der Krach; der Rummel; der Radau; der starkeVerkehr; der Strudel; der Trubel; der Betrieb; der Skandal; der Spuk; der Aufruhr; der Andrang; der Umtrieb
    • Lärm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Tumult [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spektakel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krach [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rummel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Radau [der ~] zelfstandig naamwoord
    • starkeVerkehr [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Strudel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Trubel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Betrieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Skandal [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spuk [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufruhr [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Andrang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Umtrieb [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. het rumoer (geluid)
    Geräusch
  4. het rumoer (tumult; pandemonium; opschudding; )
    Gewühl; die Beschäftigung; die Geschäftigkeit; Treiben; die Betriebsamkeit; die Regsamkeit; Gedränge; Getöse; die Lebhaftigkeit; Gewimmel; der Spektakel; Gebrüll; Trara; reges Leben; der Rummel; Getreibe; der Trubel; der Andrang; Gewirr; Getue; die Lebendigkeit; die Geselligkeit; die Emsigkeit; die Gedrängtheit
  5. het rumoer (kouwe drukte; drukte; ophef)
    der Betrieb; Getreibe; der Trubel; Gewirr; der Tumult
    • Betrieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Getreibe [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Trubel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gewirr [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Tumult [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rumoer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Andrang beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult aandrang; drang; het toestromen; het toevloeien; impuls; instroming; instroom; luim; oploopje; opwelling; prikkel; samenkomst; toeloop; toestroom
Aufruhr gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult beroeringen; onlust; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; ordeverstoring; plotselinge omwenteling; rebellie; rel; sensatie; tegenstand; verwarring; verzet; volksoproer; vuistgevecht; weerstand
Beschäftigung beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult aanstelling; activiteit; ambacht; arbeid; bedrijvigheid; benoeming; bezigheid; hobby; inspanning; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; krachttoer; loonarbeid; loonwerk; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; vak; werk; werkverschaffing; werkzaamheid
Betrieb drukte; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel bedrijf; coöperatie; drukte; fabriek; firma; gedrang; handelsbedrijf; handelshuis; maatschap; maatschappij; onderneming; toeloop; toevloed; vennootschap; zaak
Betriebsamkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult activiteit; agitatie; bedrijvigheid; beroering; drukte; gewoel; kouwe drukte; ongedurigheid; onrust; roerigheid
Emsigkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; drukte; gehaastheid; grote menigte; haast; haastigheid; ijl; ijver; ijverigheid; kouwe drukte; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onvermoeibaarheid; overijling; spoed; toeloop; veel mensen; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
Gebrüll beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult gebrul; gebulder; gegier; gegil; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; loeien van de wind
Gedränge beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult agitatie; beroering; drom; drukte; gedoe; gedrang; geduw; gewoel; grote menigte; kouwe drukte; massa; menigte; mensenmassa; omhaal; ongedurigheid; onrust; oploopje; samenkomst; toeloop; toevloed; troep; veel mensen
Gedrängtheit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedrang; toeloop; toevloed
Geräusch geluid; rumoer gegons; geruis; ruis
Geschäftigkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult activiteit; agitatie; arbeid; arbeidskracht; arbeidsvermogen; bedrijvigheid; beroering; bezigheid; drukte; gewoel; ijver; ijverigheid; kouwe drukte; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; ongedurigheid; onrust; vlijt; vlijtigheid; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid
Geselligkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult behaaglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; gein; gemoedelijkheid; gerieflijkheid; gezelligheid; jolijt; keet; knusheid; leut; lol; opgewektheid; plezier; pret; vrolijkheid
Getreibe beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drom; drukte; gedoe; gedrang; gewoel; gewroet; grote menigte; massa; menigte; mensenmassa; omhaal; toeloop; toevloed; troep; veel mensen
Getue beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; geaffecteerdheid; gedoe; grote menigte; heisa; omhaal; rompslomp; toeloop; toestand; veel gedoe; veel mensen
Getöse beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult gebeuk; gebonk; gebons; gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
Gewimmel beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedoe; gekrioel; gewriemel; grote menigte; kouwe drukte; omhaal; toeloop; veel mensen
Gewirr beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult chaos; drukte; gedoe; grote menigte; heksenketel; keet; kouwe drukte; omhaal; puinhoop; regelloosheid; toeloop; veel mensen; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zootje
Gewühl beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedoe; gewoel; gewroet; grote menigte; kouwe drukte; omhaal; oploopje; samenkomst; toeloop; veel mensen
Krach gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult bons; botsing; conflict; dreun; gevecht; kamp; klap; knal; krach; kwak; onenigheid; opstootje; ordeverstoring; pof; rel; ruzie; smak; stennis; strijd; twist; worsteling
Lebendigkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Lebhaftigkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult beweeglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; drukte; jolijt; jool; keet; levendigheid; lol; opgewektheid; plezier; pretmakerij; temperament; vrolijkheid; vurigheid
Lärm herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel herrie; lawaai; luidruchtigheid; misbaar; stennis; tumult
Radau gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult herrie; lawaai; luidruchtigheid; opstootje; ordeverstoring; rel; stennis; tumult
Regsamkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Rummel beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult drukte; gedrang; grote menigte; knoeiboel; rommel; toeloop; toevloed; troep; veel mensen; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
Skandal herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel schandaal; schandaaltje
Spektakel beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult botsing; conflict; gebrul; gebulder; gekrijs; geschreeuw; misbaar; onenigheid; ruzie; schouwspel; spektakel; spektakelstuk; twist
Spuk herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel
Strudel herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel draaikolk; kolk; kolkgat; maalstromen; maalstroom; onstuimigheid; turbulentie; werveling; wieling; wieling in het water; woeligheid
Trara beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult heisa; toestand
Treiben beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult activiteit; bedrijvigheid; deining; drijven; drukte; grote menigte; klopjacht; kouwe drukte; razzia; roerigheid; rommelig gedoe; schommeling; toeloop; veel mensen; wiegeling; zeegang
Trubel beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult drukte; kouwe drukte
Tumult drukte; gedruis; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel; tumult deining; oproer; opstand; opstootje; rel; schommeling; volksoproer; vuistgevecht; wiegeling; zeegang
Umtrieb herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel
reges Leben beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedrang; toeloop; toevloed
starkeVerkehr herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel drukte; gedrang; toeloop; toevloed

Verwante woorden van "rumoer":

  • rumoeren

Wiktionary: rumoer


Cross Translation:
FromToVia
rumoer Gerücht; Gerüchte; Gerede rumeur — Mouvement de suspicion publique contre quelqu’un
rumoer Gerücht rumeur — Information diffusée dont la véracité est douteuse
rumoer Heidenlärm; Krach; Getöse tapagebruit désordonné, tumultueux.