Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ruis:
  2. rui:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruis (Nederlands) in het Duits

ruis:

ruis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de ruis (geruis)
    Geräusch; Rauschen

Vertaal Matrix voor ruis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geräusch geruis; ruis gegons; geluid; rumoer
Rauschen geruis; ruis

Verwante woorden van "ruis":


Wiktionary: ruis

ruis
noun
  1. een structuurloos en voortdurend geluid dat een continuüm van toonhoogten bevat

Cross Translation:
FromToVia
ruis Rauschen noise — technical: unwanted part of a signal
ruis Störung; Rauschen noise — sound or signal generated by random fluctuations
ruis Brise; Hauch; Lufthauch; Blasen; Wehen soufflevent produit pousser l’air hors de la bouche.

ruis vorm van rui:

rui [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rui (ruitijd)
    die Mauserzeit

Vertaal Matrix voor rui:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Mauserzeit rui; ruitijd

Verwante woorden van "rui":


Wiktionary: rui

rui
noun
  1. Ornithologie: das Wechseln des Gefieders bzw. der Federn bei Vogel

Cross Translation:
FromToVia
rui Mauser; Häutung moult — The process of shedding or losing a covering of fur, feathers or skin etc