Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal ruigheid

Vertaal ruigheid van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

ruigheid:
- Struppigkeit
ruig:
- haarig; behaart; rauh; ungastlich; unwirtlich; ungebändigt; ungezähmt
Wiktionary:
- ruig → rau, grob, an, barsch, derb, hart, taktlos, plump, unziemlich, unschicklich, ungehörig, ungebührlich, unanständig, rauh, roh, gezottelt, haarig, Zottel-, zottig

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruigheid (Nederlands) in het Duits

ruigheid:

ruigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de ruigheid
die Struppigkeit
- Struppigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ruigheid:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Struppigkeit	ruigheid	borsteligheid; hobbeligheid; oneffenheid; ruwheid

Verwante woorden van "ruigheid":

ruig

ruig:

ruig bijvoeglijk naamwoord

ruig (behaard; harig)
haarig; behaart
- haarig bijvoeglijk naamwoord
- behaart bijvoeglijk naamwoord
ruig (onherbergzaam; steriel; ongastvrij; kaal)
rauh; ungastlich; unwirtlich
- rauh bijvoeglijk naamwoord
- ungastlich bijvoeglijk naamwoord
- unwirtlich bijvoeglijk naamwoord
ruig (ongetemd; wild; ruw; woest)
ungebändigt; ungezähmt
- ungebändigt bijvoeglijk naamwoord
- ungezähmt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ruig:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
behaart	behaard; harig; ruig
haarig	behaard; harig; ruig	bitter teleurgesteld; hard; hardhandig; harige; onduidelijk; onzacht; ruw; verbitterd; wollig
rauh	kaal; ongastvrij; onherbergzaam; ruig; steriel	hard; hardhandig; houterig; koud; laag van temperatuur; niet glad; onzacht; ruige; ruw; stijf; stijve; stram; stroef
ungastlich	kaal; ongastvrij; onherbergzaam; ruig; steriel
ungebändigt	ongetemd; ruig; ruw; wild; woest
ungezähmt	ongetemd; ruig; ruw; wild; woest
unwirtlich	kaal; ongastvrij; onherbergzaam; ruig; steriel

Verwante woorden van "ruig":

ruigheid, ruiger, ruigere, ruigst, ruigste, ruige

Wiktionary: ruig

Cross Translation:

From	To	Via
• ruig	→ rau; grob	↔ rough — not smooth
• ruig	→ an; barsch; grob; derb; rau; hart; taktlos; plump; unziemlich; unschicklich; ungehörig; ungebührlich; unanständig; rauh; roh	↔ grossier — Qui n’est pas fin, qui n’est pas délicat.
• ruig	→ gezottelt; haarig; Zottel-; zottig	↔ poilu — velu
• ruig	→ an; barsch; grob; derb; rau; hart; taktlos; plump; rauh; roh	↔ rustique — Translations
• ruig	→ gezottelt; haarig; Zottel-; zottig	↔ velu — anatomie\|fr Qui est couvert de poils. — note Il ne se dit ni par rapport aux cheveux, ni par rapport à la barbe.