Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. rouw:
  2. rouwen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rouw (Nederlands) in het Duits

rouw:

rouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rouw (kwel; droefenis; ongeluk; )
    die Qual; der Kummer; die Folter; die Quälerei
    • Qual [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kummer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Folter [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Quälerei [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rouw:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Folter droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart foltering; pijnbank
Kummer droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart droefenis; gelazer; leed; narigheid; pijn; smart; smarten; trammelant; treurnis; verdriet
Qual droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart agonie; grief; kwelling; nood; torment; verschrikking
Quälerei droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart mishandeling; molestatie; plagerij
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Qual kwelling

Verwante woorden van "rouw":


Wiktionary: rouw

rouw
noun
  1. grote smart of droefenis na een verlies

Cross Translation:
FromToVia
rouw Trauer mourning — to be checked
rouw Kummer; Traurigkeit; Trauer; Sorge; Kümmernis; Leiden sorrow — unhappiness
rouw Trauer deuilaffliction, douleur qu’on éprouver lors du décès de quelqu’un.

rouwen:

rouwen werkwoord (rouw, rouwt, rouwde, rouwden, gerouwd)

  1. rouwen (in de rouw zijn; bewenen)
    trauern; betrauern; beweinen
    • trauern werkwoord (trauere, trauerst, trauert, trauerte, trauertet, getrauert)
    • betrauern werkwoord (betrauere, betrauerst, betrauert, betrauerte, betrauertet, betrauert)
    • beweinen werkwoord (beweine, beweinst, beweint, beweinte, beweintet, beweint)

Conjugations for rouwen:

o.t.t.
  1. rouw
  2. rouwt
  3. rouwt
  4. rouwen
  5. rouwen
  6. rouwen
o.v.t.
  1. rouwde
  2. rouwde
  3. rouwde
  4. rouwden
  5. rouwden
  6. rouwden
v.t.t.
  1. heb gerouwd
  2. hebt gerouwd
  3. heeft gerouwd
  4. hebben gerouwd
  5. hebben gerouwd
  6. hebben gerouwd
v.v.t.
  1. had gerouwd
  2. had gerouwd
  3. had gerouwd
  4. hadden gerouwd
  5. hadden gerouwd
  6. hadden gerouwd
o.t.t.t.
  1. zal rouwen
  2. zult rouwen
  3. zal rouwen
  4. zullen rouwen
  5. zullen rouwen
  6. zullen rouwen
o.v.t.t.
  1. zou rouwen
  2. zou rouwen
  3. zou rouwen
  4. zouden rouwen
  5. zouden rouwen
  6. zouden rouwen
diversen
  1. rouw!
  2. rouwt!
  3. gerouwd
  4. rouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rouwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betrauern bewenen; in de rouw zijn; rouwen beklagen; betreuren; jammer vinden; medelijden hebben; spijten
beweinen bewenen; in de rouw zijn; rouwen beklagen; betreuren; bewenen; jammer vinden; medelijden hebben; spijten
trauern bewenen; in de rouw zijn; rouwen bedroefd zijn; rouw dragen; rouwklagen; treuren; verdriet hebben

Verwante woorden van "rouwen":


Wiktionary: rouwen

rouwen
verb
  1. de emotionele nasleep van het overlijden van een geliefd persoon
rouwen
verb
  1. sich wegen eines Verlustes in gedrückter Stimmung, Verfassung befinden

Cross Translation:
FromToVia
rouwen trauern mourn — express sadness for, grieve over

Verwante vertalingen van rouw