Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rouleer (Nederlands) in het Duits

rouleren:

rouleren werkwoord (rouleer, rouleert, rouleerde, rouleerden, gerouleerd)

  1. rouleren (circuleren)
    zirkulieren; kreisen; umlaufen; inUmlaufsein
    • zirkulieren werkwoord (zirkuliere, zirkulierst, zirkuliert, zirkulierte, zirkuliertet, zirkuliert)
    • kreisen werkwoord (kreise, kreisst, kreist, kreiste, kreistet, gekreist)
    • umlaufen werkwoord (laufe um, laufst um, lauft um, lief um, lieft um, umgelaufen)
    • inUmlaufsein werkwoord

Conjugations for rouleren:

o.t.t.
  1. rouleer
  2. rouleert
  3. rouleert
  4. rouleren
  5. rouleren
  6. rouleren
o.v.t.
  1. rouleerde
  2. rouleerde
  3. rouleerde
  4. rouleerden
  5. rouleerden
  6. rouleerden
v.t.t.
  1. ben gerouleerd
  2. bent gerouleerd
  3. is gerouleerd
  4. zijn gerouleerd
  5. zijn gerouleerd
  6. zijn gerouleerd
v.v.t.
  1. was gerouleerd
  2. was gerouleerd
  3. was gerouleerd
  4. waren gerouleerd
  5. waren gerouleerd
  6. waren gerouleerd
o.t.t.t.
  1. zal rouleren
  2. zult rouleren
  3. zal rouleren
  4. zullen rouleren
  5. zullen rouleren
  6. zullen rouleren
o.v.t.t.
  1. zou rouleren
  2. zou rouleren
  3. zou rouleren
  4. zouden rouleren
  5. zouden rouleren
  6. zouden rouleren
diversen
  1. rouleer!
  2. rouleert!
  3. gerouleerd
  4. roulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rouleren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. rouleren (roulatie; circulatie; omloop)
    die Zirkulation; der Umlauf; der Kreisläufe; der Kreislauf; der Rundlauf

Vertaal Matrix voor rouleren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kreislauf circulatie; omloop; roulatie; rouleren cyclus; kringloop
Kreisläufe circulatie; omloop; roulatie; rouleren
Rundlauf circulatie; omloop; roulatie; rouleren
Umlauf circulatie; omloop; roulatie; rouleren
Zirkulation circulatie; omloop; roulatie; rouleren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inUmlaufsein circuleren; rouleren
kreisen circuleren; rouleren cirkelen
umlaufen circuleren; rouleren langs een omweg lopen; omlopen
zirkulieren circuleren; rouleren circuleren; in omloop zijn