Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. rondwentelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rondwentelen (Nederlands) in het Duits

rondwentelen:

rondwentelen werkwoord (wentel rond, wentelt rond, wentelde rond, wentelden rond, rondgewenteld)

  1. rondwentelen
    sich drehen; sich herumwälzen
    • sich drehen werkwoord (drehe mich, drehst dich, dreht sich, drehte sich, drehtet euch, sich gedreht)
    • sich herumwälzen werkwoord (wälze mich herum, wälzest dich herum, wälzt sich herum, wälzte sich herum, wälztet euch herum, sich herumgewälzt)

Conjugations for rondwentelen:

o.t.t.
  1. wentel rond
  2. wentelt rond
  3. wentelt rond
  4. wentelen rond
  5. wentelen rond
  6. wentelen rond
o.v.t.
  1. wentelde rond
  2. wentelde rond
  3. wentelde rond
  4. wentelden rond
  5. wentelden rond
  6. wentelden rond
v.t.t.
  1. heb rondgewenteld
  2. hebt rondgewenteld
  3. heeft rondgewenteld
  4. hebben rondgewenteld
  5. hebben rondgewenteld
  6. hebben rondgewenteld
v.v.t.
  1. had rondgewenteld
  2. had rondgewenteld
  3. had rondgewenteld
  4. hadden rondgewenteld
  5. hadden rondgewenteld
  6. hadden rondgewenteld
o.t.t.t.
  1. zal rondwentelen
  2. zult rondwentelen
  3. zal rondwentelen
  4. zullen rondwentelen
  5. zullen rondwentelen
  6. zullen rondwentelen
o.v.t.t.
  1. zou rondwentelen
  2. zou rondwentelen
  3. zou rondwentelen
  4. zouden rondwentelen
  5. zouden rondwentelen
  6. zouden rondwentelen
diversen
  1. wentel rond!
  2. wentelt rond!
  3. rondgewenteld
  4. rondwentelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rondwentelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sich drehen rondwentelen draaien; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; wenden; wentelen; wervelen; wielen; zwenken
sich herumwälzen rondwentelen