Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rondrijden (Nederlands) in het Duits
rondrijden:
-
rondrijden
herumfahren-
herumfahren werkwoord (fahre herum, fährst herum, fährt herum, fuhr herum, fuhrt herum, herumgefahren)
-
Conjugations for rondrijden:
o.t.t.
- rijd rond
- rijdt rond
- rijdt rond
- rijden rond
- rijden rond
- rijden rond
o.v.t.
- reed rond
- reed rond
- reed rond
- reden rond
- reden rond
- reden rond
v.t.t.
- heb rondgereden
- hebt rondgereden
- heeft rondgereden
- hebben rondgereden
- hebben rondgereden
- hebben rondgereden
v.v.t.
- had rondgereden
- had rondgereden
- had rondgereden
- hadden rondgereden
- hadden rondgereden
- hadden rondgereden
o.t.t.t.
- zal rondrijden
- zult rondrijden
- zal rondrijden
- zullen rondrijden
- zullen rondrijden
- zullen rondrijden
o.v.t.t.
- zou rondrijden
- zou rondrijden
- zou rondrijden
- zouden rondrijden
- zouden rondrijden
- zouden rondrijden
diversen
- rijd rond!
- rijdt rond!
- rondgereden
- rondrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor rondrijden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
herumfahren | rondrijden | draaien om; een cirkel tekenen om; omcirkelen; omheenrijden; rondtoeren |