Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- rondhangen:
-
Wiktionary:
- rondhangen → leben, verbleiben, wohnen, herumhängen, herumlungern, herumdrücken, herumgammeln, abhängen, rumhängen, rumlungern
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rondhangen (Nederlands) in het Duits
rondhangen:
-
rondhangen (niksen; rondlummelen)
herumstehen; hängen; herumsitzen-
herumstehen werkwoord (stehe herum, stehst herum, steht herum, stand herum, standet herum, herumgestanden)
-
-
rondhangen (lanterfanten; luieren; lummelen; niksen; nietsdoen)
bummeln; trödeln; herumlungern; herumsitzen; sich herumtreiben; herumstehen-
herumlungern werkwoord (lungre herum, lungerst herum, lungert herum, lungerte herum, lungertet herum, herumgelungert)
-
sich herumtreiben werkwoord (treibe mich herum, treibst dich herum, treibt sich herum, trieb sich herum, triebt euch herum, sich herumgetrieben)
-
herumstehen werkwoord (stehe herum, stehst herum, steht herum, stand herum, standet herum, herumgestanden)
Conjugations for rondhangen:
o.t.t.
- hang rond
- hangt rond
- hangt rond
- hangen rond
- hangen rond
- hangen rond
o.v.t.
- hing rond
- hing rond
- hing rond
- hingen rond
- hingen rond
- hingen rond
v.t.t.
- heb rondgehangen
- hebt rondgehangen
- heeft rondgehangen
- hebben rondgehangen
- hebben rondgehangen
- hebben rondgehangen
v.v.t.
- had rondgehangen
- had rondgehangen
- had rondgehangen
- hadden rondgehangen
- hadden rondgehangen
- hadden rondgehangen
o.t.t.t.
- zal rondhangen
- zult rondhangen
- zal rondhangen
- zullen rondhangen
- zullen rondhangen
- zullen rondhangen
o.v.t.t.
- zou rondhangen
- zou rondhangen
- zou rondhangen
- zouden rondhangen
- zouden rondhangen
- zouden rondhangen
diversen
- hang rond!
- hangt rond!
- rondgehangen
- rondhangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor rondhangen:
Wiktionary: rondhangen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rondhangen | → leben; verbleiben; wohnen | ↔ dwell — live, reside |
• rondhangen | → herumhängen; herumlungern; herumdrücken; herumgammeln | ↔ hang — informal: to loiter |
• rondhangen | → abhängen; herumhängen; rumhängen | ↔ hang around — to spend time or be friends |
• rondhangen | → abhängen; herumhängen | ↔ hang out — to do nothing in particular |
• rondhangen | → rumhängen; rumlungern | ↔ loiter — to stand about idly |