Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brenzlig
|
gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
|
delicaat; dreigend; eng; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
|
gefährlich
|
gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
|
delicaat; dreigend; eng; hachelijk; hatelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; stekelig; vijandelijk; vijandig
|
gewagt
|
gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
|
gedurfd; gewaagd; koen; kranig; manmoedig; onbeducht; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; pikant; provocerend; stoutmoedig; uitdagend; vermetel
|
heikel
|
gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
|
breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; iel; kritiek; kwetsbaar; lastig; netelig; penibel; precair; teder; teer; tenger; zwak
|
mißlich
|
gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
|
delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; krukkig; lastig; netelig; onbeholpen; ongemakkelijk; onhandig; opgelaten; penibel; precair; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
riskant
|
gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
|
|
schwierig
|
gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
|
afgezaagd; belastend; bezwarend; complex; delicaat; eigenwijs; eigenzinnig; ellendig; gecompliceerd; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; hard; hardhoofdig; hardop; hinderlijk; ingewikkeld; keihard; koppig; kritiek; kritisch; langdraadig; langwijlig; lastig; luid; melig; met veel moeilijkheden gepaard gaan; moeilijk; moeilijk begaanbaar; netelig; onaangenaam; onwillig; oorverdovend; penibel; precair; problematisch; rot; saai; storend; tegendraads; vervelend; weerbarstig; weerspannig
|