Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- relaxen:
-
Wiktionary:
- relaxen → relaxen, ausspannen, sich entspannen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor relaxen (Nederlands) in het Duits
relaxen:
-
relaxen (uitrusten; rusten; verpozen)
ausruhen; sich ausruhen; ruhen; sich erholen; pausieren-
ausruhen werkwoord
-
sich ausruhen werkwoord (ruhe mich aus, ruhst dich aus, ruht sich aus, ruhte sich aus, ruhtet euch aus, sich ausgeruht)
-
sich erholen werkwoord (erhole mich, erholst dich, erholt sich, erholte sich, erholtet euch, sich erholt)
-
-
relaxen (ontspannen)
Conjugations for relaxen:
o.t.t.
- relax
- relaxt
- relaxt
- relaxen
- relaxen
- relaxen
o.v.t.
- relaxde
- relaxde
- relaxde
- relaxden
- relaxden
- relaxden
v.t.t.
- heb gerelaxed
- hebt gerelaxed
- heeft gerelaxed
- hebben gerelaxed
- hebben gerelaxed
- hebben gerelaxed
v.v.t.
- had gerelaxed
- had gerelaxed
- had gerelaxed
- hadden gerelaxed
- hadden gerelaxed
- hadden gerelaxed
o.t.t.t.
- zal relaxen
- zult relaxen
- zal relaxen
- zullen relaxen
- zullen relaxen
- zullen relaxen
o.v.t.t.
- zou relaxen
- zou relaxen
- zou relaxen
- zouden relaxen
- zouden relaxen
- zouden relaxen
en verder
- ben relaxed
- bent relaxed
- is relaxed
- zijn relaxed
- zijn relaxed
- zijn relaxed
diversen
- relax!
- relaxt!
- gerelaxed
- relaxend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor relaxen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausruhen | relaxen; rusten; uitrusten; verpozen | |
entspannen | ontspannen; relaxen | lijntrekken |
pausieren | relaxen; rusten; uitrusten; verpozen | pauzeren |
ruhen | relaxen; rusten; uitrusten; verpozen | |
sich ausruhen | relaxen; rusten; uitrusten; verpozen | |
sich erholen | relaxen; rusten; uitrusten; verpozen | bekomen; opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden |
- | ontspannen |
Synoniemen voor "relaxen":
Antoniemen van "relaxen":
Verwante definities voor "relaxen":
Wiktionary: relaxen
relaxen
verb
-
de tijd nemen zich te ontspannen
- relaxen → relaxen; ausspannen; sich entspannen