Nederlands
Uitgebreide vertaling voor reizen (Nederlands) in het Duits
reizen:
-
reizen (rondreizen; trekken; zwerven)
Conjugations for reizen:
o.t.t.
- reis
- reist
- reist
- reizen
- reizen
- reizen
o.v.t.
- reisde
- reisde
- reisde
- reisden
- reisden
- reisden
v.t.t.
- heb gereisd
- hebt gereisd
- heeft gereisd
- hebben gereisd
- hebben gereisd
- hebben gereisd
v.v.t.
- had gereisd
- had gereisd
- had gereisd
- hadden gereisd
- hadden gereisd
- hadden gereisd
o.t.t.t.
- zal reizen
- zult reizen
- zal reizen
- zullen reizen
- zullen reizen
- zullen reizen
o.v.t.t.
- zou reizen
- zou reizen
- zou reizen
- zouden reizen
- zouden reizen
- zouden reizen
en verder
- ben gereisd
- bent gereisd
- is gereisd
- zijn gereisd
- zijn gereisd
- zijn gereisd
diversen
- reis!
- reist!
- gereisd
- reizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor reizen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
herumreisen | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | omzwerven; zwerven |
reisen | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | |
umherreisen | reizen; rondreizen; trekken; zwerven |
Verwante woorden van "reizen":
Verwante definities voor "reizen":
Wiktionary: reizen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reizen | → reisen; fahren | ↔ fare — to travel |
• reizen | → verreisen; reisen | ↔ journey — to travel, to make a trip or voyage |
• reizen | → reisen | ↔ travel — to be on a journey |
• reizen | → [[sich übertragen]]; [[sich fortpflanzen]] | ↔ travel — to pass from here to there; to transmit |
• reizen | → reisen; wandern | ↔ voyager — Faire un voyage, se déplacer selon un itinéraire d’une certaine longueur à destination d’une autre ville, d’un autre pays. |
reizen vorm van reis:
-
de reis (expeditie; trektocht; mars; toer; tocht; rit)
-
de reis (uitstapje; excursie; rit; dagreis; tournee; toer; gang; tocht)
die Exkursion; der Ausflug; der Schulausflug; die Reise; die Fahrt; der Ritt; die Ausfahrt; die Spazierfahrt; die Erkundung; die Spritzfahrt; die Studienreise; die Tour; der Marsch; der Lehrausflug; der Exkurs; die Expedition; die Erkundungsfahrt -
de reis
Vertaal Matrix voor reis:
Verwante woorden van "reis":
Verwante definities voor "reis":
Wiktionary: reis
reis
Cross Translation:
noun
reis
-
grote, lange tocht of trip
- reis → Reise
noun
-
kurz für: eine während des Urlaubs[1] unternommene Reise
-
Fortbewegung von einem Ausgangspunkt zu einem entfernten Ort mit dortigem Aufenthalt und wieder zurück
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reis | → Tour; Reise | ↔ journey — trip, a voyage |
• reis | → Tour; Reise | ↔ tour — journey |
• reis | → Reise | ↔ travel — act of traveling |
• reis | → Reise | ↔ voyage — long journey; especially by ship |
• reis | → Reise; Ausflug | ↔ voyage — Traductions à trier suivant le sens |