Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- reden:
- rijden:
-
Wiktionary:
- reden → Grund
- reden → Grund, Anlass, Ursache, Zweck, Ziel, Rechtsfall, Rechtssache, Verursachung, Angelegenheit, Ding, Sache, Werk, Affäre, Geschichte, Fall, Anlaß, Veranlassung
- rijden → fahren, reiten
- rijden → Rad fahren, fahren, reiten, gehen, sich befinden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor reden (Nederlands) in het Duits
reden:
-
de reden (aanleiding)
-
de reden (beweegreden; motivatie; drijfveer; motief)
-
de reden (directe oorzaak)
-
de reden (verontschuldiging; excuus; verschoning; pardon)
Vertaal Matrix voor reden:
Verwante woorden van "reden":
Synoniemen voor "reden":
Verwante definities voor "reden":
Wiktionary: reden
reden
Cross Translation:
noun
-
een motivatie door iemand bedacht of beredeneerd
- reden → Grund
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reden | → Grund; Anlass; Ursache | ↔ cause — source or reason of an event or action |
• reden | → Zweck; Ziel | ↔ purpose — target |
• reden | → Grund | ↔ purpose — reason for doing something |
• reden | → Ursache; Grund | ↔ reason — translations to be checked: basic meaning "cause" |
• reden | → Grund; Rechtsfall; Rechtssache; Ursache; Verursachung; Angelegenheit; Ding; Sache; Werk; Affäre; Geschichte; Fall; Anlaß; Veranlassung | ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère. |
rijden:
-
rijden (karren)
Conjugations for rijden:
o.t.t.
- rijd
- rijdt
- rijdt
- rijden
- rijden
- rijden
o.v.t.
- reed
- reed
- reed
- reden
- reden
- reden
v.t.t.
- heb gereden
- hebt gereden
- heeft gereden
- hebben gereden
- hebben gereden
- hebben gereden
v.v.t.
- had gereden
- had gereden
- had gereden
- hadden gereden
- hadden gereden
- hadden gereden
o.t.t.t.
- zal rijden
- zult rijden
- zal rijden
- zullen rijden
- zullen rijden
- zullen rijden
o.v.t.t.
- zou rijden
- zou rijden
- zou rijden
- zouden rijden
- zouden rijden
- zouden rijden
en verder
- ben gereden
- bent gereden
- is gereden
- zijn gereden
- zijn gereden
- zijn gereden
diversen
- rijd!
- rijdt!
- gereden
- rijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
rijden (autorijden)
Vertaal Matrix voor rijden:
Verwante definities voor "rijden":
Wiktionary: rijden
rijden
Cross Translation:
verb
rijden
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rijden | → Rad fahren | ↔ cycle — to ride a cycle |
• rijden | → fahren | ↔ drive — operate (a wheeled motorized vehicle) |
• rijden | → reiten; fahren | ↔ ride — to transport oneself by sitting on and directing a horse, bicycle etc. |
• rijden | → fahren | ↔ ride — to be transported in a vehicle as a passenger |
• rijden | → gehen; fahren; sich befinden | ↔ aller — se déplacer jusqu'à un endroit. |
• rijden | → reiten | ↔ chevaucher — Aller à cheval |