Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rechtsbevoegdheid (Nederlands) in het Duits

rechtsbevoegdheid:

rechtsbevoegdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de rechtsbevoegdheid (jurisdictie)
    die Jurisdiktion; die Rechtsprechung; die Gerichtsbarkeit; die Gerichtsfähigkeit; die Gebietshoheit
  2. de rechtsbevoegdheid

Vertaal Matrix voor rechtsbevoegdheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gebietshoheit jurisdictie; rechtsbevoegdheid
Gerichtsbarkeit jurisdictie; rechtsbevoegdheid jurisprudentie; recht; rechtsgebied; rechtsgebieden; rechtspleging; rechtspraak
Gerichtsfähigkeit jurisdictie; rechtsbevoegdheid
Jurisdiktion jurisdictie; rechtsbevoegdheid jurisprudentie; recht; rechtspleging; rechtspraak
Rechtsprechung jurisdictie; rechtsbevoegdheid jurisprudentie; recht; rechtspleging; rechtspraak
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Rechts- und Geschäftsfähigkeit rechtsbevoegdheid

Verwante woorden van "rechtsbevoegdheid":


rechtsbevoegd:

rechtsbevoegd bijvoeglijk naamwoord

  1. rechtsbevoegd
    rechtsfähig

Vertaal Matrix voor rechtsbevoegd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rechtsfähig rechtsbevoegd

Verwante woorden van "rechtsbevoegd":