Nederlands
Uitgebreide vertaling voor raspen (Nederlands) in het Duits
raspen:
Conjugations for raspen:
o.t.t.
- rasp
- raspt
- raspt
- raspen
- raspen
- raspen
o.v.t.
- raspte
- raspte
- raspte
- raspten
- raspten
- raspten
v.t.t.
- heb geraspt
- hebt geraspt
- heeft geraspt
- hebben geraspt
- hebben geraspt
- hebben geraspt
v.v.t.
- had geraspt
- had geraspt
- had geraspt
- hadden geraspt
- hadden geraspt
- hadden geraspt
o.t.t.t.
- zal raspen
- zult raspen
- zal raspen
- zullen raspen
- zullen raspen
- zullen raspen
o.v.t.t.
- zou raspen
- zou raspen
- zou raspen
- zouden raspen
- zouden raspen
- zouden raspen
en verder
- is geraspt
- zijn geraspt
diversen
- rasp!
- raspt!
- geraspt
- raspend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor raspen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
raspeln | raspen; schaven; schuren | afschaven |
reiben | raspen; schaven; schuren |
Verwante woorden van "raspen":
rasp:
-
de rasp
Vertaal Matrix voor rasp:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Raspel | rasp | |
Reibe | rasp |
Verwante woorden van "rasp":
Wiktionary: rasp
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rasp | → Küchenreibe; Reibe | ↔ grater — A tool with which one grates |