Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rapporteert (Nederlands) in het Duits
rapporteren:
-
rapporteren (melden; berichten; meedelen; informeren; verslag uitbrengen)
melden; berichten; mitteilen; erläutern; meldungmachen; wiedergeben; sagen-
meldungmachen werkwoord
-
wiedergeben werkwoord (gebe wieder, gibst wieder, gibt wieder, gab wieder, gabt wieder, wiedergegeben)
Conjugations for rapporteren:
o.t.t.
- rapporteer
- rapporteert
- rapporteert
- rapporteren
- rapporteren
- rapporteren
o.v.t.
- rapporteerde
- rapporteerde
- rapporteerde
- rapporteerden
- rapporteerden
- rapporteerden
v.t.t.
- heb gerapporteerd
- hebt gerapporteerd
- heeft gerapporteerd
- hebben gerapporteerd
- hebben gerapporteerd
- hebben gerapporteerd
v.v.t.
- had gerapporteerd
- had gerapporteerd
- had gerapporteerd
- hadden gerapporteerd
- hadden gerapporteerd
- hadden gerapporteerd
o.t.t.t.
- zal rapporteren
- zult rapporteren
- zal rapporteren
- zullen rapporteren
- zullen rapporteren
- zullen rapporteren
o.v.t.t.
- zou rapporteren
- zou rapporteren
- zou rapporteren
- zouden rapporteren
- zouden rapporteren
- zouden rapporteren
en verder
- ben gerapporteerd
- bent gerapporteerd
- is gerapporteerd
- zijn gerapporteerd
- zijn gerapporteerd
- zijn gerapporteerd
diversen
- rapporteer!
- rapporteert!
- gerapporteerd
- rapporterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze