Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ranselen:
  2. ransel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ranselen (Nederlands) in het Duits

ranselen:

ranselen werkwoord (ransel, ranselt, ranselde, ranselden, geranseld)

  1. ranselen
    prügeln; hauen
    • prügeln werkwoord (prügele, prügelst, prügelt, prügelte, prügeltet, geprügelt)
    • hauen werkwoord (haue, haust, haut, hieb, hiebt, gehauen)

Conjugations for ranselen:

o.t.t.
  1. ransel
  2. ranselt
  3. ranselt
  4. ranselen
  5. ranselen
  6. ranselen
o.v.t.
  1. ranselde
  2. ranselde
  3. ranselde
  4. ranselden
  5. ranselden
  6. ranselden
v.t.t.
  1. heb geranseld
  2. hebt geranseld
  3. heeft geranseld
  4. hebben geranseld
  5. hebben geranseld
  6. hebben geranseld
v.v.t.
  1. had geranseld
  2. had geranseld
  3. had geranseld
  4. hadden geranseld
  5. hadden geranseld
  6. hadden geranseld
o.t.t.t.
  1. zal ranselen
  2. zult ranselen
  3. zal ranselen
  4. zullen ranselen
  5. zullen ranselen
  6. zullen ranselen
o.v.t.t.
  1. zou ranselen
  2. zou ranselen
  3. zou ranselen
  4. zouden ranselen
  5. zouden ranselen
  6. zouden ranselen
en verder
  1. ben geranseld
  2. bent geranseld
  3. is geranseld
  4. zijn geranseld
  5. zijn geranseld
  6. zijn geranseld
diversen
  1. ransel!
  2. ranselt!
  3. geranseld
  4. ranselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ranselen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hauen ranselen beuken; bomen kappen; bonken; een klap geven; hakken; hameren; hard slaan; hengsten; houwen; kappen; knuppelen; meppen; omhakken; rammen; schoppen; slaan; timmeren; trappen; trappen geven; vellen
prügeln ranselen knuppelen

Verwante woorden van "ranselen":


Wiktionary: ranselen

ranselen
verb
  1. iemand met een stok of karwats een pak slaag geven

ransel:

ransel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de ransel (knapzak)
    der Knappsack; der Rucksack; der Ranzen
    • Knappsack [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rucksack [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ranzen [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ransel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Knappsack knapzak; ransel
Ranzen knapzak; ransel
Rucksack knapzak; ransel rugzak

Verwante woorden van "ransel":


Wiktionary: ransel


Cross Translation:
FromToVia
ransel Schulranzen; Schultasche; Umhängetasche satchel — bag or case with one or two shoulder straps