Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. purper:
  2. purperen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor purper (Nederlands) in het Duits

purper:

purper bijvoeglijk naamwoord

  1. purper
    purpur
    • purpur bijvoeglijk naamwoord
  2. purper (paars; pimpelpaars)
    violett; lila; lilafarbig; veilchenfarbig

Vertaal Matrix voor purper:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lila paars; pimpelpaars; purper; purperen lila; violet
lilafarbig paars; pimpelpaars; purper; purperen lila; violet
purpur purper
veilchenfarbig paars; pimpelpaars; purper; purperen
violett paars; pimpelpaars; purper; purperen lila; violet

Wiktionary: purper


Cross Translation:
FromToVia
purper purpur; lila; violett purple — colour
purper purpur purpure — in blazon, of the colour purple
purper purpurrot pourprecolorant de couleur rouge violacée issu du murex.

purper vorm van purperen:

purperen bijvoeglijk naamwoord

  1. purperen (purper)
    lila; violett; veilchenfarbig; lilafarbig

Vertaal Matrix voor purperen:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lila purper; purperen lila; paars; pimpelpaars; purper; violet
lilafarbig purper; purperen lila; paars; pimpelpaars; purper; violet
veilchenfarbig purper; purperen paars; pimpelpaars; purper
violett purper; purperen lila; paars; pimpelpaars; purper; violet

Wiktionary: purperen

purperen
adjective
  1. de kleur purper hebbend

Cross Translation:
FromToVia
purperen violett; lila; purpurrot purple — colour