Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pruilt (Nederlands) in het Duits

pruilen:

pruilen werkwoord (pruil, pruilt, pruilde, pruilden, gepruild)

  1. pruilen (een pruillip trekken; bouderen)
    grübeln; sichgrämen; trotzen; schmollen; maulen; greinen; sichsorgen
    • grübeln werkwoord (grüble, grübelst, grübelt, grübelte, grübeltet, gegrübelt)
    • sichgrämen werkwoord
    • trotzen werkwoord (trotze, trotzt, trotzte, trotztet, getrotzt)
    • schmollen werkwoord (schmolle, schmollst, schmollt, schmollte, schmolltet, geschmollt)
    • maulen werkwoord (maule, maulst, mault, maulte, maultet, gemault)
    • greinen werkwoord (greine, greinst, greint, greinte, greintet, gegreint)
    • sichsorgen werkwoord

Conjugations for pruilen:

o.t.t.
  1. pruil
  2. pruilt
  3. pruilt
  4. pruilen
  5. pruilen
  6. pruilen
o.v.t.
  1. pruilde
  2. pruilde
  3. pruilde
  4. pruilden
  5. pruilden
  6. pruilden
v.t.t.
  1. heb gepruild
  2. hebt gepruild
  3. heeft gepruild
  4. hebben gepruild
  5. hebben gepruild
  6. hebben gepruild
v.v.t.
  1. had gepruild
  2. had gepruild
  3. had gepruild
  4. hadden gepruild
  5. hadden gepruild
  6. hadden gepruild
o.t.t.t.
  1. zal pruilen
  2. zult pruilen
  3. zal pruilen
  4. zullen pruilen
  5. zullen pruilen
  6. zullen pruilen
o.v.t.t.
  1. zou pruilen
  2. zou pruilen
  3. zou pruilen
  4. zouden pruilen
  5. zouden pruilen
  6. zouden pruilen
diversen
  1. pruil!
  2. pruilt!
  3. gepruild
  4. pruilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pruilen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
greinen bouderen; een pruillip trekken; pruilen etteren; grienen; griepen; huilen; janken; klieren; snikken; snotteren; zeiken
grübeln bouderen; een pruillip trekken; pruilen aarzelen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; diep nadenken; dubben; er over inzitten; in gedachten verzonken zijn; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; puzzelen; puzzels oplossen; talmen; tobben; twijfelen; weifelen
maulen bouderen; een pruillip trekken; pruilen kniezen; kwaad zijn; mokken; schuimbekken; woedend zijn
schmollen bouderen; een pruillip trekken; pruilen kniezen; kwaad zijn; mokken; schuimbekken; woedend zijn
sichgrämen bouderen; een pruillip trekken; pruilen
sichsorgen bouderen; een pruillip trekken; pruilen
trotzen bouderen; een pruillip trekken; pruilen hoofd bieden; kniezen; koppig zijn; mokken; trotseren

Wiktionary: pruilen


Cross Translation:
FromToVia
pruilen schürzen pout — push out one’s lips
pruilen schmollen; einen Schmollmund machen pout — sulk, (pretend to) be ill-tempered
pruilen ignorieren; nicht berücksichtigen; unbeachtet lassen boudertémoigner par une certaine expression du visage ou par son silence que l’on est mécontent de quelque chose.