Nederlands
Uitgebreide vertaling voor pruilen (Nederlands) in het Duits
pruilen:
-
pruilen (een pruillip trekken; bouderen)
grübeln; sichgrämen; trotzen; schmollen; maulen; greinen; sichsorgen-
sichgrämen werkwoord
-
sichsorgen werkwoord
Conjugations for pruilen:
o.t.t.
- pruil
- pruilt
- pruilt
- pruilen
- pruilen
- pruilen
o.v.t.
- pruilde
- pruilde
- pruilde
- pruilden
- pruilden
- pruilden
v.t.t.
- heb gepruild
- hebt gepruild
- heeft gepruild
- hebben gepruild
- hebben gepruild
- hebben gepruild
v.v.t.
- had gepruild
- had gepruild
- had gepruild
- hadden gepruild
- hadden gepruild
- hadden gepruild
o.t.t.t.
- zal pruilen
- zult pruilen
- zal pruilen
- zullen pruilen
- zullen pruilen
- zullen pruilen
o.v.t.t.
- zou pruilen
- zou pruilen
- zou pruilen
- zouden pruilen
- zouden pruilen
- zouden pruilen
diversen
- pruil!
- pruilt!
- gepruild
- pruilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor pruilen:
Wiktionary: pruilen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pruilen | → schürzen | ↔ pout — push out one’s lips |
• pruilen | → schmollen; einen Schmollmund machen | ↔ pout — sulk, (pretend to) be ill-tempered |
• pruilen | → ignorieren; nicht berücksichtigen; unbeachtet lassen | ↔ bouder — témoigner par une certaine expression du visage ou par son silence que l’on est mécontent de quelque chose. |
Computer vertaling door derden: