Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- pronken:
- pronk:
-
Wiktionary:
- pronken → prunken
- pronken → protzen, paradieren, prunken, stolzieren
- pronk → Gepränge
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor pronken (Nederlands) in het Duits
pronken:
-
pronken (pralen; te kijk lopen met; geuren)
prahlen; auffallen; glänzen; prunken; zur Schau stellen; zeigen-
zur Schau stellen werkwoord (stelle zur Schau, stellst zur Schau, stellt zur Schau, stellte zur Schau, stelltet zur Schau, zur Schau gestellt)
Conjugations for pronken:
o.t.t.
- pronk
- pronkt
- pronkt
- pronken
- pronken
- pronken
o.v.t.
- pronkte
- pronkte
- pronkte
- pronkten
- pronkten
- pronkten
v.t.t.
- heb gepronken
- hebt gepronken
- heeft gepronken
- hebben gepronken
- hebben gepronken
- hebben gepronken
v.v.t.
- had gepronken
- had gepronken
- had gepronken
- hadden gepronken
- hadden gepronken
- hadden gepronken
o.t.t.t.
- zal pronken
- zult pronken
- zal pronken
- zullen pronken
- zullen pronken
- zullen pronken
o.v.t.t.
- zou pronken
- zou pronken
- zou pronken
- zouden pronken
- zouden pronken
- zouden pronken
diversen
- pronk!
- pronkt!
- gepronken
- pronkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor pronken:
Verwante woorden van "pronken":
Wiktionary: pronken
pronken
Cross Translation:
verb
-
vertoon maken met mooie dingen
- pronken → prunken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pronken | → protzen | ↔ flaunt — to display with ostentation |
• pronken | → paradieren; prunken; stolzieren | ↔ parader — Traductions à trier suivant le sens |
pronken vorm van pronk:
Vertaal Matrix voor pronk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Pracht | glans; luister; praal; pracht; pronk | ceremonie; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; luxe; omhaal; overvloed; plechtigheid; plichtpleging; pracht; processie; rijkheid; schoonheid; staatsie; stoet; weelde; weelderigheid |
Prunk | glans; luister; praal; pracht; pronk | ijdelheid; ijdeltuiterij; luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid; wuftheid |