Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. pril:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pril (Nederlands) in het Duits

pril:

pril bijvoeglijk naamwoord

  1. pril (vroeg)
    früh; zart
    • früh bijvoeglijk naamwoord
    • zart bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor pril:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
früh pril; vroeg vroeg; vroegtijdig
zart pril; vroeg breekbaar; broos; delicaat; dun; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; iel; kies; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgebouwd; mals; met veel tact; rank; slank; slap; subtiel; tactvol; teder; teer; tenger; wankel; zwak

Verwante woorden van "pril":

  • prilst, prilste

Wiktionary: pril

pril
adjective
  1. zeitlich am Anfang liegend, zum Beginn
  2. wenig robust/widerstandsfähig

Cross Translation:
FromToVia
pril jung; jugendlich jeune — Qui est dans une phase au commencement de sa vie ou de son développement ; qui n’est guère avancé en âge, en parlant des humains, des animaux ou des végétaux.
pril früh précoce — Qui est mûr avant la saison, en parlant de certains fruits, de certains légumes qui viennent avant les autres de la même espèce.