Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Andrang
|
impuls; luim; opwelling; prikkel
|
aandrang; beroering; drang; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; het toestromen; het toevloeien; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; oploopje; opschudding; pandemonium; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom; tumult
|
Anfeuern
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
|
aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; opwekking; steun; stimulans; stimuleren; toejuichen; voortstuwen
|
Animieren
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
|
|
Anregen
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
|
aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans
|
Anregung
|
aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering
|
aandriften; driften; instigatie; instigaties
|
Anreiz
|
aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering
|
aanzet; initiatief; instigatie
|
Anreizen
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
|
aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
|
Ansporn
|
aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
|
instigatie
|
Anspornen
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
|
aandrijven; aanjagen; aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans; voortstuwen
|
Anstoß
|
aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering
|
aanzet; doeltrap; duw; duwtje; initiatief; por; stoot; stootje; zet
|
Anstoßen
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
|
aanstoten; porren
|
Antreiben
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
|
aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; opwekking; steun; stimulans; stimuleren; toejuichen; voortstuwen
|
Aufschwung
|
aanzet; animering; opwekking; prikkel
|
bloei; hausse; hoogconjunctuur; opzwaai
|
Aufstieg
|
aanzet; animering; opwekking; prikkel
|
geestelijke vorming; ontplooiing; ontwikkeling; opstijging; vooruitgang; vorming
|
Einfall
|
impuls; luim; opwelling; prikkel
|
denkbeeld; gedachte; gevoel; idee; instinct; intuïtie; inval; invasie; kijk; mening; oordeel; opinie; opvatting; politie-inval; visie; zienswijze
|
Ermunterung
|
aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
|
bemoediging; opmontering; stimulering; vertroosting
|
Ermutigung
|
aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
|
bemoediging; instigatie; opmontering; stimulering; vertroosting
|
Impuls
|
aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering
|
aandriften; driften; gevoel; instinct; intuïtie
|
Laune
|
impuls; luim; opwelling; prikkel
|
bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; kuur; luim; nuk; stemming
|
Reiz
|
aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering
|
aai; aaiing; aanhalen; aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; bevalligheid; charme; fascinatie; gestreel; gratie; liefkozing; lieflijkheid; lieftalligheid; streling; vleien
|
Stimulanz
|
aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering
|
instigatie
|
Triebkraft
|
aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
|
aandrift; aandrijving; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; fut; gistkracht; groeikracht; kracht; levensvatbaarheid; momentum; motor; puf; stuwkracht; voortstuwing; werklust
|