Nederlands

Uitgebreide vertaling voor prikkels (Nederlands) in het Duits

prikkels:

prikkels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de prikkels (kriebels; irritatie)
    die Prickel; die Anreize
    • Prickel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Anreize [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de prikkels (seksuele prikkels)
    der Geschlechtstrieb; der sexueller Treib
  3. de prikkels (stimuli; drijfveren; stimulansen)
    der Reizen; Stimulansen

Vertaal Matrix voor prikkels:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anreize irritatie; kriebels; prikkels
Geschlechtstrieb prikkels; seksuele prikkels aandrift; drift; geslachtsdrift; instinct; paringsdrang
Prickel irritatie; kriebels; prikkels
Reizen drijfveren; prikkels; stimulansen; stimuli
Stimulansen drijfveren; prikkels; stimulansen; stimuli
sexueller Treib prikkels; seksuele prikkels

Verwante woorden van "prikkels":


prikkels vorm van prikkel:

prikkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de prikkel (stimulans; impuls)
    Stimulanz; der Reiz; der Anreiz; der Impuls; die Anregung
    • Stimulanz [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Reiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anreiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Impuls [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anregung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de prikkel (opwekking; aanzet; animering)
    der Anstoß; der Aufstieg; der Anreiz; der Aufschwung; der Impuls; der Ansporn
    • Anstoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufstieg [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anreiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufschwung [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Impuls [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ansporn [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. de prikkel (stimulans; stimulering; aansporing; )
    Stimulanz; die Ermutigung; die Anregung; der Anreiz; die Triebkraft; die Ermunterung; der Reiz; der Anstoß; der Impuls; der Ansporn
  4. de prikkel (luim; opwelling; impuls)
    der Impuls; der Reiz; der Einfall; die Laune; die Anregung; der Anreiz; der Anstoß; der Andrang; Stimulanz
    • Impuls [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Einfall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Laune [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Anregung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Anreiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anstoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Andrang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stimulanz [das ~] zelfstandig naamwoord
  5. de prikkel (aansporen; aanzetten; stimuleren; aanmoedigen)
    Anspornen; Antreiben; Anstoßen; Anreizen; Anfeuern; Anregen; Animieren

Vertaal Matrix voor prikkel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Andrang impuls; luim; opwelling; prikkel aandrang; beroering; drang; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; het toestromen; het toevloeien; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; oploopje; opschudding; pandemonium; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom; tumult
Anfeuern aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; opwekking; steun; stimulans; stimuleren; toejuichen; voortstuwen
Animieren aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
Anregen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans
Anregung aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering aandriften; driften; instigatie; instigaties
Anreiz aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering aanzet; initiatief; instigatie
Anreizen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
Ansporn aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering instigatie
Anspornen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aandrijven; aanjagen; aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans; voortstuwen
Anstoß aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering aanzet; doeltrap; duw; duwtje; initiatief; por; stoot; stootje; zet
Anstoßen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanstoten; porren
Antreiben aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; opwekking; steun; stimulans; stimuleren; toejuichen; voortstuwen
Aufschwung aanzet; animering; opwekking; prikkel bloei; hausse; hoogconjunctuur; opzwaai
Aufstieg aanzet; animering; opwekking; prikkel geestelijke vorming; ontplooiing; ontwikkeling; opstijging; vooruitgang; vorming
Einfall impuls; luim; opwelling; prikkel denkbeeld; gedachte; gevoel; idee; instinct; intuïtie; inval; invasie; kijk; mening; oordeel; opinie; opvatting; politie-inval; visie; zienswijze
Ermunterung aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering bemoediging; opmontering; stimulering; vertroosting
Ermutigung aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering bemoediging; instigatie; opmontering; stimulering; vertroosting
Impuls aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering aandriften; driften; gevoel; instinct; intuïtie
Laune impuls; luim; opwelling; prikkel bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; kuur; luim; nuk; stemming
Reiz aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering aai; aaiing; aanhalen; aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; bevalligheid; charme; fascinatie; gestreel; gratie; liefkozing; lieflijkheid; lieftalligheid; streling; vleien
Stimulanz aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering instigatie
Triebkraft aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering aandrift; aandrijving; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; fut; gistkracht; groeikracht; kracht; levensvatbaarheid; momentum; motor; puf; stuwkracht; voortstuwing; werklust

Verwante woorden van "prikkel":


Wiktionary: prikkel

prikkel
Cross Translation:
FromToVia
prikkel Anreiz incitant — Encouragement sous forme d’avantage ou d’indemnisation offerts pour inciter à l’activité économique.

Verwante vertalingen van prikkels