Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
pleister:
- Putz; Stuck; Kalk; Gips; Plaster; Heftpflaster; Kleifplaster
- pleisteren:
-
Wiktionary:
- pleister → Pflaster
- pleister → Pflaster, Heftpflaster, Gips, Putz
- pleisteren → gipsen
- pleisteren → annehmen, akzeptieren, entgegennehmen, im Empfang nehmen, aufnehmen, auf sich nehmen, sich gefallen lassen, hinnehmen, eingehen auf, einwilligen in, anziehen, kleiden, ankleiden, bekleiden, beziehen, überziehen, antun, auflegen, anlegen, in Stuck arbeiten
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor pleister (Nederlands) in het Duits
pleister:
-
de pleister (stuc)
-
de pleister (hechtpleister; kleefpleister)
Vertaal Matrix voor pleister:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Gips | pleister; stuc | afgieting; afgietsel; gietsel; gips; vorm |
Heftpflaster | hechtpleister; kleefpleister; pleister | |
Kalk | pleister; stuc | kalk |
Kleifplaster | hechtpleister; kleefpleister; pleister | |
Plaster | hechtpleister; kleefpleister; pleister | |
Putz | pleister; stuc | opschik; opsmuk; smuk; versiering |
Stuck | pleister; stuc |
Verwante woorden van "pleister":
Verwante definities voor "pleister":
Wiktionary: pleister
pleister
Cross Translation:
noun
-
een dun voorwerp dat ter bescherming over een kleine wond geplakt kan worden
- pleister → Pflaster
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pleister | → Pflaster; Heftpflaster | ↔ band-aid — adhesive bandage |
• pleister | → Gips; Putz | ↔ plâtre — (familier, fr) gypse qui se trouver par couches dans le sein de la terre. |
pleisteren:
-
pleisteren (van pleister voorzien; bepleisteren)
Conjugations for pleisteren:
o.t.t.
- pleister
- pleistert
- pleistert
- pleisteren
- pleisteren
- pleisteren
o.v.t.
- pleisterde
- pleisterde
- pleisterde
- pleisterden
- pleisterden
- pleisterden
v.t.t.
- heb gepleisterd
- hebt gepleisterd
- heeft gepleisterd
- hebben gepleisterd
- hebben gepleisterd
- hebben gepleisterd
v.v.t.
- had gepleisterd
- had gepleisterd
- had gepleisterd
- hadden gepleisterd
- hadden gepleisterd
- hadden gepleisterd
o.t.t.t.
- zal pleisteren
- zult pleisteren
- zal pleisteren
- zullen pleisteren
- zullen pleisteren
- zullen pleisteren
o.v.t.t.
- zou pleisteren
- zou pleisteren
- zou pleisteren
- zouden pleisteren
- zouden pleisteren
- zouden pleisteren
diversen
- pleister!
- pleistert!
- gepleisterd
- pleisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor pleisteren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kalken | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | kalken; kladden; sausen; stukadoren; witten |
verputzen | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | stukadoren |
Verwante woorden van "pleisteren":
Wiktionary: pleisteren
pleisteren
Cross Translation:
verb
-
iets met kalkspecie of gips bestrijken
- pleisteren → gipsen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pleisteren | → annehmen; akzeptieren; entgegennehmen; im Empfang nehmen; aufnehmen; auf sich nehmen; sich gefallen lassen; hinnehmen; eingehen auf; einwilligen in; anziehen; kleiden; ankleiden; bekleiden; beziehen; überziehen; antun; auflegen; anlegen; in Stuck arbeiten | ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin. |