Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Aufbau
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
arrangement; bouw; bovenbouw; constructie; geweven stof; indeling; opbouw; opbouwen; opstelling; ordening; organisatie; rangschikking; samengesteld geheel; samenstelling; schikking; structuur; systeem; weefsel
|
Bau
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
aanleggen; bouw; bouwsector; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem; verbouwing; vertimmering
|
Baugelände
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwgrond; bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein
|
Bauland
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein
|
Baustelle
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwgrond; bouwproject; bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein
|
Bürge
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
|
Bürgschaft
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
borgtocht; onderpand; securiteit; waarborgsom
|
Einsatz
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bijdrage; bouwterrein; contributie; devotie; gebied; genegenheid; ijver; inzet; inzetstuk; kavel; lidmaatschapsgeld; overgave; perceel; pot; poule; speelgeld; terrein; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid
|
Einsätze
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein
|
Erbauung
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
Errichtung
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouw; constructie; het stichten; instelling; kolonie; opbouw; opbouwen; oprichting; samengesteld geheel; samenstelling; stichting; structuur; vestiging
|
Fläche
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; gebied; gordel; kavel; oppervlak; oppervlakte; perceel; streek; terrein; territorium; vlak; zone
|
Garantie
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
garantie; garantiebewijs; gewisheid; gratis service; keur; stelligheid; vastheid; vastigheid; waarborg; zekerheid
|
Garantieschein
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
garantie; garantiebewijs; inktstempel; keur; stempel; waarborg; zegel
|
Gebiet
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; district; erf; gebied; gebiedsdeel; gewest; gordel; grondgebied; hoek; kavel; kring; kringel; kringvormig; oord; perceel; provincie; rayon; rechtsgebied; ressort; rijksonderdeel; streek; terrein; territorium; zone
|
Gebilde
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
blok; complex; creatuur; figuur; gedaante; kunstwerk; meesterwerk; postuur; schepsel; speelgoedblok; verschijning; werk
|
Gebäude
|
bouwwerk; gebouw; huis; pand; perceel
|
bouwterrein; gebied; gebouw; kavel; onroerende goederen; onroerende zaken; perceel; terrein; vastgoed
|
Gewähr
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
keur; waarborg
|
Grundstück
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; erf; gebied; grondgebied; kavel; onroerende goederen; onroerende zaken; perceel; terrein; territorium; vastgoed
|
Haus
|
bouwwerk; gebouw; huis; pand; perceel
|
blok; bouwterrein; complex; gebied; honk; kavel; onroerende goederen; onroerende zaken; perceel; speelgoedblok; terrein; vastgoed
|
Häuser
|
bouwwerk; gebouw; huis; pand; perceel
|
bouwterrein; gebied; kavel; onroerende goederen; onroerende zaken; perceel; terrein; vastgoed
|
Komplex
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwsel; complex; geweven stof; weefsel
|
Konstruktion
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem
|
Los
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bestemming; geadresseerde; lot; loterijbriefje; loterijlot; partij
|
Partie
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
beurt; concours; hoeveelheid; kaveling; manche; partij; pot; rondje; set; spelletje; strijd; verkaveling; wedstrijd
|
Parzelle
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein
|
Pfand
|
borg; bouwwerk; cautie; garantie; gebouw; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
gewisheid; onderpand; securiteit; statiegeld; stelligheid; vastheid; vastigheid; waarborgsom; zekerheid
|
Posten
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; gebied; kavel; op wacht staan; perceel; schildwacht; terrein; wacht; wachter
|
Schoß
|
bouwwerk; gebouw; huis; pand; perceel
|
|
Sicherheit
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
bescherming; beschutting; beslistheid; beveiliging; feilloosheid; garantie; gedecideerdheid; gewisheid; hechtheid; onderpand; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; pertinentie; protectie; securiteit; soliditeit; stelligheid; stevigheid; vastberadenheid; vastbeslotenheid; vastheid; vastigheid; veiligheid; waarborgsom; zekerheid
|
Struktur
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouw; component; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; struct; structuur; systeem; toewijzing
|
Teil
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; deeltje; element; fractie; gedeelte; ingrediënt; ledematen; lichaamsdelen; onderdeel; onderdeeltje; part; portie; segment; stuk
|
Unterpfand
|
borg; bouwwerk; cautie; garantie; gebouw; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
onderpand; securiteit; waarborgsom
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Fläche
|
|
gebied
|
Posten
|
|
activa
|
Sicherheit
|
|
Veiligheid
|
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Schoß
|
|
bovenbenen; schoot
|