Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal overvloedigheid

Vertaal overvloedigheid van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

overvloedigheid:
- Reichlichkeit; Fülle; Mannigfaltigkeit; Üppigkeit; Verschiedenartigkeit; Stattlichkeit
overvloedig:
- reichlich; in reichem Maße; reich
Wiktionary:
- overvloedig → üppig, reichlich
- overvloedig → reichlich, wohlhabend, üppig, überflüssig, ausgiebig, opulent, überschüssig, versehen, ausgedehnt, geräumig, weit, breit, umfassend, umfangreich, reich

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overvloedigheid (Nederlands) in het Duits

overvloedigheid:

overvloedigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de overvloedigheid (rijkelijkheid)
die Reichlichkeit; die Fülle; die Mannigfaltigkeit; die Üppigkeit; die Verschiedenartigkeit; die Stattlichkeit
- Reichlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fülle [die ~] zelfstandig naamwoord
- Mannigfaltigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Üppigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verschiedenartigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Stattlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor overvloedigheid:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Fülle	overvloedigheid; rijkelijkheid	luxe; overvloed; pracht; volheid; weelde; weelderigheid
Mannigfaltigkeit	overvloedigheid; rijkelijkheid	talrijkheid; veelheid
Reichlichkeit	overvloedigheid; rijkelijkheid
Stattlichkeit	overvloedigheid; rijkelijkheid	aanzien; ceremonie; dapperheid; edel; eminentie; feest; feestelijkheid; festiviteit; gedragenheid; grandeur; grootheid; grootsheid; hoogheid; indrukwekkendheid; koenheid; luxe; moed; omhaal; onversaagdheid; overvloed; plechtigheid; plechtstatigheid; plichtpleging; pracht; statigheid; verheffing; verhevenheid; viering; voornaamheid; vormelijkheid; weelde; weelderigheid
Verschiedenartigkeit	overvloedigheid; rijkelijkheid	verscheidenheid
Üppigkeit	overvloedigheid; rijkelijkheid	dartelheid; luxe; overvloed; pracht; speelsheid; weelde; weelderigheid

Verwante woorden van "overvloedigheid":

overvloedig

overvloedigheid vorm van overvloedig:

overvloedig bijvoeglijk naamwoord

overvloedig (rijkelijk; ruimschoots; royaal; scheutig)
reichlich; in reichem Maße; reich
- reichlich bijvoeglijk naamwoord
- in reichem Maße bijvoeglijk naamwoord
- reich bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor overvloedig:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
in reichem Maße	overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig	ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig
reich	overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig	goed bij kas
reichlich	overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig	ampel; breedvoerig; copieus; in details; omstandig; onbekrompen; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig

Verwante woorden van "overvloedig":

overvloedigheid, overvloedigst, overvloedigste, overvloedige

Wiktionary: overvloedig

overvloedig

adjective

in ruime hoeveelheid aanwezig
- overvloedig → üppig; reichlich

Cross Translation:

From	To	Via
• overvloedig	→ reichlich	↔ abounding — ample, plenteous, plenty
• overvloedig	→ wohlhabend; reichlich	↔ abundant — fully sufficient; plentiful
• overvloedig	→ reichlich	↔ abundantly — in an abundant manner
• overvloedig	→ üppig	↔ ample — fully sufficient; abundant
• overvloedig	→ üppig	↔ exuberant — abundant, luxuriant, profuse, superabundant
• overvloedig	→ überflüssig	↔ superfluous — excess of what is sufficient
• overvloedig	→ reichlich; ausgiebig; opulent; überflüssig; überschüssig; versehen	↔ abondant — Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
• overvloedig	→ reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; breit; umfassend; umfangreich	↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
• overvloedig	→ reichlich; ausgiebig; üppig	↔ copieux — Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
• overvloedig	→ breit; reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; umfassend; umfangreich	↔ large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
• overvloedig	→ reichlich; überflüssig; überschüssig; reich; versehen	↔ plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
• overvloedig	→ reichlich; überflüssig; überschüssig; reich; versehen	↔ profus — didactique\|fr Qui a tendance à se répandre, en parlant d'un fluide.