Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Auswuchs
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
buitenissigheid; buitensporigheid; exces; overdaad; overmaat; surplus; teveel; uitspatting; uitwas
|
Berg
|
berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed
|
berg; hoop; kluit
|
Fülle
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
overvloedigheid; rijkelijkheid; volheid
|
Glanz
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
glans; glanslaag; opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling
|
Haufen
|
berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed
|
accumulatie; bende; berg; bijeenbrenging; boel; clan; drom; heleboel; hoop; hopen; horde; kluit; kudde; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; schaar; schare; selectie; sortering; stapel; stapeling; stapels; stel; troep; verzameling
|
Herrlichkeit
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
gedragenheid; gelukzaligheid; gezegende toestand; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; heil; indrukwekkendheid; kostelijkheid; plechtigheid; plechtstatigheid; statigheid; voornaamheid; voorspoed; vormelijkheid; wijding; zegen; zegenen; zegening
|
Luxus
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
rijkheid
|
Masse
|
berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed
|
accumulatie; boel; drom; heleboel; hoop; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; samenkomst; schaar; schare; stapel; toeloop; troep
|
Menge
|
berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed
|
aantal; aardig wat; accumulatie; bende; benoemde set; berg; boel; drom; groot en dik stuk; heleboel; hoeveelheid; homp; hoop; horde; kluit; kudde; kwantiteit; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; partij; samenkomst; schaar; schare; selectie; set; sortering; stapel; stel; toeloop; troep; verzameling
|
Pracht
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
ceremonie; glans; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; luister; omhaal; plechtigheid; plichtpleging; praal; pracht; processie; pronk; rijkheid; schoonheid; staatsie; stoet
|
Prunk
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
glans; ijdelheid; ijdeltuiterij; luister; praal; pracht; pronk; wuftheid
|
Reichtum
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
geldelijk vermogen; rijkdom; rijkheid; vermogen
|
Stattlichkeit
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
aanzien; ceremonie; dapperheid; edel; eminentie; feest; feestelijkheid; festiviteit; gedragenheid; grandeur; grootheid; grootsheid; hoogheid; indrukwekkendheid; koenheid; moed; omhaal; onversaagdheid; overvloedigheid; plechtigheid; plechtstatigheid; plichtpleging; rijkelijkheid; statigheid; verheffing; verhevenheid; viering; voornaamheid; vormelijkheid
|
Wollust
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
drift; erotiek; genoegen; genot; lust; sensualisme; sensualiteit; weelderigheid; wellust; wellustigheid; wulpsheid; zinnelijkheid
|
Wonne
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
gelukzaligheid; geneugte; genieten; genot; heerlijkheid
|
Zuviel
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; surplus; teveel
|
große Masse
|
berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed
|
|
Überfluß
|
buitensporigheid; exces; luxe; overdaad; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
overdaad; overmaat; surplus; teveel
|
Übermaß
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
overdaad; overmaat; rijkelijke maat; surplus; teveel
|
Überschuß
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; rijkelijke maat; saldo; surplus; teveel
|
Üppigkeit
|
luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
|
dartelheid; overvloedigheid; rijkelijkheid; speelsheid
|