Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overleg (Nederlands) in het Duits

overleg:

overleg [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overleg (beraadslaging; conferentie; samenkomst)
    – het praten erover 1
    die Beratung; die Besprechung; die Konferenz; die Unterredung; die Zusammenkunft; die Verhandlung; Treffen; die Sitzung; Zusammentreffen; die Tagung; die Versammlung

Vertaal Matrix voor overleg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beratung beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; consult; consultatie; informeren; manifestatie; raadpleging; samenkomst; vergadering; voorlichting; zitting
Besprechung beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst Webvergadering; boekbespreking; lezing; recensie; spreekbeurt; vergadering
Konferenz beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst Vergadering; bijeenkomst; manifestatie; samenkomst; vergadering; zitting
Sitzung beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst Sessie delen; bijeenkomst; manifestatie; modelzitten; poseren; samenkomst; seance; sessie; vergadering; zitting
Tagung beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; congres; manifestatie; samenkomst; vergadering; zitting
Treffen beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; manifestatie; ontmoeting; raken; samenkomst; treffen; vergadering; zitting
Unterredung beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; gesprek; lezing; manifestatie; marchandering; mondeling onderhoud; onderhandeling; samenkomst; spreekbeurt; vergadering; zitting
Verhandlung beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst marchandering; onderhandeling
Versammlung beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; manifestatie; samenkomst; vergadering; zitting
Zusammenkunft beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; manifestatie; ontmoeting; samenkomst; treffen; vergadering; zitting
Zusammentreffen beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; manifestatie; ontmoeting; samenkomst; treffen; vergadering; zitting
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Konferenz Vergadering

Verwante woorden van "overleg":


Verwante definities voor "overleg":

  1. het praten erover1
    • er was een overleg over dat probleem1
  2. met gebruik van je verstand1
    • dat moet je met overleg doen1

Wiktionary: overleg

overleg
noun
  1. beraad, beraadslaging
overleg
noun
  1. Zusammenkunft von Leuten, um Informationen zu einem Thema auszutauschen und dadurch zu Entscheidungen zu kommen

Cross Translation:
FromToVia
overleg Erwägung; Überlegung consideration — the process of considering
overleg Sitzung; Besprechung; Versammlung; Beratung; Zusammenkunft meeting — gathering for a purpose

overleg vorm van overleggen:

overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)

  1. overleggen (overwegen; beraadslagen)
    – het praten erover 1
    beratschlagen; beraten; sich beraten; abwägen; eine Versammlung abhalten; konferieren; Sitzung halten; tagen
    • beratschlagen werkwoord (beratschlage, beratschlagst, beratschlagt, beratschlagte, beratschlagtet, beratschlagt)
    • beraten werkwoord (berate, berätst, berät, beriet, berietet, beraten)
    • sich beraten werkwoord (berate mich, berätst dich, berät sich, beriet sich, berietet euch, sich beraten)
    • abwägen werkwoord (wäge ab, wägst ab, wägt ab, wägte ab, wägtet ab, abgewägt)
    • eine Versammlung abhalten werkwoord (halte eine Versammlung ab, hältst eine Versammlung ab, hält eine Versammlung ab, hielt eine Versammlung ab, hieltet eine Versammlung ab, eine Versammlung abgehalten)
    • konferieren werkwoord (konferiere, konferierst, konferiert, konferierte, konferiertet, konferiert)
    • Sitzung halten werkwoord (halte Sitzung, hälst, hält, hielt, hieltet, gehalten)
    • tagen werkwoord (tage, tagst, tagt, tagte, tagtet, getagt)

Conjugations for overleggen:

o.t.t.
  1. overleg
  2. overlegt
  3. overlegt
  4. overleggen
  5. overleggen
  6. overleggen
o.v.t.
  1. overlegde
  2. overlegde
  3. overlegde
  4. overlegden
  5. overlegden
  6. overlegden
v.t.t.
  1. heb overlegd
  2. hebt overlegd
  3. heeft overlegd
  4. hebben overlegd
  5. hebben overlegd
  6. hebben overlegd
v.v.t.
  1. had overlegd
  2. had overlegd
  3. had overlegd
  4. hadden overlegd
  5. hadden overlegd
  6. hadden overlegd
o.t.t.t.
  1. zal overleggen
  2. zult overleggen
  3. zal overleggen
  4. zullen overleggen
  5. zullen overleggen
  6. zullen overleggen
o.v.t.t.
  1. zou overleggen
  2. zou overleggen
  3. zou overleggen
  4. zouden overleggen
  5. zouden overleggen
  6. zouden overleggen
en verder
  1. is overlegd
  2. zijn overlegd
diversen
  1. overleg!
  2. overlegt!
  3. overlegd
  4. overleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Sitzung halten beraadslagen; overleggen; overwegen
abwägen beraadslagen; overleggen; overwegen afwegen; considereren; in overweging nemen; met zorg wegen; overdenken; overwegen
beraten beraadslagen; overleggen; overwegen bediscussiëren; bepraten; bespreken; confereren; doorpraten; doorspreken; een conferentie houden; in bespreking zijn; overleg voeren; praten over; vergaderen
beratschlagen beraadslagen; overleggen; overwegen beraadslagen over; confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; vergaderen
eine Versammlung abhalten beraadslagen; overleggen; overwegen in bespreking zijn; vergaderen
konferieren beraadslagen; overleggen; overwegen confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; vergaderen
sich beraten beraadslagen; overleggen; overwegen raad inwinnen; zich beraden
tagen beraadslagen; overleggen; overwegen aanbreken van de dag; bijeen komen; confereren; dagen; een conferentie houden; in bespreking zijn; in vergadering bijeenzijn; licht worden; lichten; ontbieden; oproepen; samenkomen; sommeren; vergaderen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen

Verwante woorden van "overleggen":


Wiktionary: overleggen

overleggen
verb
  1. gezamenlijk bespreken

Cross Translation:
FromToVia
overleggen besprechen; diskutieren; debattieren; erörtern discuss — to converse or debate concerning a particular topic
overleggen reden; sprechen talk — to communicate by speech
overleggen plaudern discuterexaminer, débattre avec quelqu’un une question, une affaire avec soin, avec exactitude, et en bien considérer le pour et le contre.

Verwante vertalingen van overleg