Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. overdonderend:
  2. overdonderen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overdonderend (Nederlands) in het Duits

overdonderend:

overdonderend bijvoeglijk naamwoord

  1. overdonderend (overweldigend; imposant)
    überwältigend; eindrucksvoll; beeindruckend; imposant; imponierend; enorm; kolossal

Vertaal Matrix voor overdonderend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beeindruckend imposant; overdonderend; overweldigend groots; imponerend; imposant; indrukwekkend; ontzaggelijk; ontzagwekkend
eindrucksvoll imposant; overdonderend; overweldigend aangrijpend; boeiend; fantastisch; fenomenaal; geweldig; gigantisch; groots; hartbrekend; hartverscheurend; immens; imponerend; imposant; indrukwekkend; kolossaal; ontzaggelijk; ontzagwekkend; pakkend; puik; reusachtig; weids; zeer groot
enorm imposant; overdonderend; overweldigend ambitieus; eerzuchtig; enorm; enorm groot; fantastisch; geducht; geweldig; gigantisch; grandioos; groots; heel erg; heel groot; immens; imposant; in hoge mate; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; magnifiek; onmetelijk; onnoembaar; ontzaggelijk; ontzagwekkend; reusachtig; reuze; schitterend; streverig; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk; weids; zeer groot
imponierend imposant; overdonderend; overweldigend fantastisch; fenomenaal; geweldig; gigantisch; groots; immens; imponerend; imposant; indrukwekkend; kolossaal; ontzaggelijk; ontzagwekkend; puik; reusachtig; weids; zeer groot
imposant imposant; overdonderend; overweldigend fantastisch; fenomenaal; geweldig; gigantisch; groots; immens; imposant; indrukwekkend; kolossaal; ontzaggelijk; ontzagwekkend; puik; reusachtig; weids; zeer groot
kolossal imposant; overdonderend; overweldigend enorm; geducht; gigantisch; groots; heel erg; heel groot; immens; imposant; in hoge mate; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; onmetelijk; ontzaggelijk; ontzagwekkend; reusachtig; reuze; weids; zeer groot
überwältigend imposant; overdonderend; overweldigend fantastisch; fenomenaal; geweldig; gigantisch; groots; immens; imponerend; imposant; indrukwekkend; kolossaal; ontzaggelijk; ontzagwekkend; puik; reusachtig; weids; zeer groot

overdonderend vorm van overdonderen:

overdonderen werkwoord (overdonder, overdondert, overdonderde, overdonderden, overdonderd)

  1. overdonderen (overbluffen)
    sprachlos machen; verblüffen
  2. overdonderen (verbluffen)
    erstaunen; verblüffen; verdutzen
    • erstaunen werkwoord
    • verblüffen werkwoord (verblüffe, verblüffst, verblüfft, verblüffte, verblüfftet, verblüfft)
    • verdutzen werkwoord (verdutze, verdutzt, verdutzte, verdutztet, verdutzt)

Conjugations for overdonderen:

o.t.t.
  1. overdonder
  2. overdondert
  3. overdondert
  4. overdonderen
  5. overdonderen
  6. overdonderen
o.v.t.
  1. overdonderde
  2. overdonderde
  3. overdonderde
  4. overdonderden
  5. overdonderden
  6. overdonderden
v.t.t.
  1. heb overdonderd
  2. hebt overdonderd
  3. heeft overdonderd
  4. hebben overdonderd
  5. hebben overdonderd
  6. hebben overdonderd
v.v.t.
  1. had overdonderd
  2. had overdonderd
  3. had overdonderd
  4. hadden overdonderd
  5. hadden overdonderd
  6. hadden overdonderd
o.t.t.t.
  1. zal overdonderen
  2. zult overdonderen
  3. zal overdonderen
  4. zullen overdonderen
  5. zullen overdonderen
  6. zullen overdonderen
o.v.t.t.
  1. zou overdonderen
  2. zou overdonderen
  3. zou overdonderen
  4. zouden overdonderen
  5. zouden overdonderen
  6. zouden overdonderen
en verder
  1. ben overdonderd
  2. bent overdonderd
  3. is overdonderd
  4. zijn overdonderd
  5. zijn overdonderd
  6. zijn overdonderd
diversen
  1. overdonder!
  2. overdondert!
  3. overdonderd
  4. overdonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overdonderen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. overdonderen
    Verblüffen

Vertaal Matrix voor overdonderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Verblüffen overdonderen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erstaunen overdonderen; verbluffen bevreemden; verbazen; verbijsteren; verwonderen
sprachlos machen overbluffen; overdonderen
verblüffen overbluffen; overdonderen; verbluffen
verdutzen overdonderen; verbluffen

Wiktionary: overdonderen

overdonderen
verb
  1. verbluffen