Nederlands

Uitgebreide vertaling voor outfit (Nederlands) in het Duits

outfit:

outfit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de outfit (uitrusting; outillage; versiering; )
    die Ausstattung; die Ausrüstung; die Verzierung; die Ausschmückung; die Ausstaffierung; die Girlande; die Zierde

Vertaal Matrix voor outfit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausrüstung benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering toerusting; uitrusting
Ausschmückung benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering corsage; decor; decoratie; decoreren; draperie; garnering; opluisteren; opluistering; opsieren; opsiering; opsmukken; ornamentiek; sierwerk; tooi; tooien; versieren; versiering; versieringen aanbrengen; versiersel
Ausstaffierung benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering gewaad; kleren; tenue
Ausstattung benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering aankleding; decoratie; gewaad; inrichting; kleren; tenue; toerusting; uitrusting; versiering
Girlande benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering bloemenfestoen; bloemenslinger; guirlande; opluisteren; slinger; tooien; versieren
Verzierung benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluisteren; opluistering; opsiering; ornament; ornamentiek; sierwerk; tooi; tooien; versieren; versiering; versiersel
Zierde benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering

Verwante woorden van "outfit":

  • outfits