Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- opwinden:
-
Wiktionary:
- opwinden → erregen, heiß machen, begeistern, aufziehen, schlingen, schwingen, agitieren, aufwiegeln, in Wallung bringen, in Aufruhr versetzen, in Unruhe versetzen, aufwühlen, bandagieren, mit Bandagen versehen, verbinden, spannen, anspannen, ausspannen, straffen, anziehen, diskutieren, erörtern, verhandeln, besprechen, anregen, stimulieren, anfeuern, aufregen, ärgern, erbittern, erzürnen, ermutigen, reizen, schüren, anfachen, aufreizen, einschließen, klemmen, pressen, zwängen, zusammendrücken, kondensieren, komprimieren, trüben, in Unordnung bringen, in Verwirrung bringen, verwirren, bewegen, erschüttern, rühren, ergreifen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opwinden (Nederlands) in het Duits
opwinden:
-
opwinden (prikkelen; opwekken; stimuleren)
erregen; aufwinden; anregen; prickeln; stimulieren; anreizen; erhitzen; reizen; schmeicheln; kitzeln; aufreizen; anspornen; knuddeln; kosen-
schmeicheln werkwoord (schmeichele, schmeichelst, schmeichelt, schmeichelte, schmeicheltet, geschmeichet)
-
opwinden (opwikkelen; haspelen; op een haspel winden; opklossen)
aufwickeln; aufwinden-
aufwickeln werkwoord (wickele auf, wickelst auf, wickelt auf, wickelte auf, wickeltet auf, aufgewickelt)
-
Conjugations for opwinden:
o.t.t.
- wind op
- windt op
- windt op
- winden op
- winden op
- winden op
o.v.t.
- wond op
- wond op
- wond op
- wonden op
- wonden op
- wonden op
v.t.t.
- heb opgewonden
- hebt opgewonden
- heeft opgewonden
- hebben opgewonden
- hebben opgewonden
- hebben opgewonden
v.v.t.
- had opgewonden
- had opgewonden
- had opgewonden
- hadden opgewonden
- hadden opgewonden
- hadden opgewonden
o.t.t.t.
- zal opwinden
- zult opwinden
- zal opwinden
- zullen opwinden
- zullen opwinden
- zullen opwinden
o.v.t.t.
- zou opwinden
- zou opwinden
- zou opwinden
- zouden opwinden
- zouden opwinden
- zouden opwinden
en verder
- ben opgewonden
- bent opgewonden
- is opgewonden
- zijn opgewonden
- zijn opgewonden
- zijn opgewonden
diversen
- wind op!
- windt op!
- opgewonden
- opwindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opwinden:
Antoniemen van "opwinden":
Verwante definities voor "opwinden":
Wiktionary: opwinden
Cross Translation: