Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. opvrijen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opvrijen (Nederlands) in het Duits

opvrijen:

opvrijen werkwoord (vrij op, vrijt op, vree op, vreën op, opgevreën)

  1. opvrijen
    den Hof machen
    • den Hof machen werkwoord (mache den Hof, machst den Hof, macht den Hof, machte den Hof, machtet den Hof, den Hof gemacht)

Conjugations for opvrijen:

o.t.t.
  1. vrij op
  2. vrijt op
  3. vrijt op
  4. vrijen op
  5. vrijen op
  6. vrijen op
o.v.t.
  1. vree op
  2. vree op
  3. vree op
  4. vreën op
  5. vreën op
  6. vreën op
v.t.t.
  1. heb opgevreën
  2. hebt opgevreën
  3. heeft opgevreën
  4. hebben opgevreën
  5. hebben opgevreën
  6. hebben opgevreën
v.v.t.
  1. had opgevreën
  2. had opgevreën
  3. had opgevreën
  4. hadden opgevreën
  5. hadden opgevreën
  6. hadden opgevreën
o.t.t.t.
  1. zal opvrijen
  2. zult opvrijen
  3. zal opvrijen
  4. zullen opvrijen
  5. zullen opvrijen
  6. zullen opvrijen
o.v.t.t.
  1. zou opvrijen
  2. zou opvrijen
  3. zou opvrijen
  4. zouden opvrijen
  5. zouden opvrijen
  6. zouden opvrijen
en verder
  1. ben opgevreën
  2. bent opgevreën
  3. is opgevreën
  4. zijn opgevreën
  5. zijn opgevreën
  6. zijn opgevreën
diversen
  1. vrij op!
  2. vrijt op!
  3. opgevreën
  4. opvrijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opvrijen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
den Hof machen opvrijen het hof maken; hof maken