Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opstuiven (Nederlands) in het Duits
opstuiven:
-
opstuiven (opvliegen)
aufwirbeln; aufwehen-
aufwirbeln werkwoord (wirbele auf, wirbelst auf, wirbelt auf, wirbelte auf, wirbeltet auf, aufgewirbelt)
-
Conjugations for opstuiven:
o.t.t.
- stuif op
- stuift op
- stuift op
- stuiven op
- stuiven op
- stuiven op
o.v.t.
- stoof op
- stoof op
- stoof op
- stoven op
- stoven op
- stoven op
v.t.t.
- ben opgestoven
- bent opgestoven
- is opgestoven
- zijn opgestoven
- zijn opgestoven
- zijn opgestoven
v.v.t.
- was opgestoven
- was opgestoven
- was opgestoven
- waren opgestoven
- waren opgestoven
- waren opgestoven
o.t.t.t.
- zal opstuiven
- zult opstuiven
- zal opstuiven
- zullen opstuiven
- zullen opstuiven
- zullen opstuiven
o.v.t.t.
- zou opstuiven
- zou opstuiven
- zou opstuiven
- zouden opstuiven
- zouden opstuiven
- zouden opstuiven
diversen
- stuif op!
- stuift op!
- opgestoven
- opstuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opstuiven (driftig zijn; opvliegen)
Vertaal Matrix voor opstuiven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Aufbrausen | driftig zijn; opstuiven; opvliegen | |
Auffahren | driftig zijn; opstuiven; opvliegen | oprijden; opschrikken; opvaren |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aufwehen | opstuiven; opvliegen | omhoogkomen; openwaaien; opstijgen; opvliegen; opwaaien |
aufwirbeln | opstuiven; opvliegen | jachten; omhoogkomen; opdrijven; opdwarrelen; ophitsen; opjagen; opstijgen; opvliegen; opwaaien; voortjagen |