Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- oproep:
- oproepen:
-
Wiktionary:
- oproep → Aufruf
- oproep → Anruf
- oproepen → aufrufen, hervorrufen
- oproepen → herbeirufen, hervorrufen, heraufbeschwören, abkommandieren, auslösen, elizitieren, eruieren, entlocken, herauslocken, hervorlocken, locken, anrufen, zurufen, wachrufen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor oproep (Nederlands) in het Duits
oproep:
-
de oproep (roep)
-
de oproep
Vertaal Matrix voor oproep:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anruf | oproep | belletje; gesprek door de telefoon; spraakoproep; telefonisch bericht; telefoongesprek; telefoontje |
Aufruf | oproep; roep | advertentieaanvraag; convocatie; oproeping |
Ruf | oproep; roep | aanzien; achting; faam; geroep; geschreeuw; gil; goede naam; goede reputatie; kreet; lokroep; loktoon; naam; naamsbekendheid; niveau; reputatie; roep; roepstem; schreeuw; uitroep |
Wiktionary: oproep
oproep
Cross Translation:
noun
-
Aufforderung an eine bestimmte Person oder Personengruppe/Organisation
-
öffentlicher Appell, etwas zu tun oder zu unterlassen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• oproep | → Anruf | ↔ call — telephone conversation |
oproepen:
-
oproepen (ontbieden; sommeren)
aufrufen; auffordern; vorladen; herbeirufen; einberufen; vor Gericht laden; fordern; erinnern; laden; rufen; tagen; mahnen; herausfordern; dämmern-
auffordern werkwoord (fordere auf, forderst auf, fordert auf, forderte auf, fordertet auf, aufgefordert)
-
herbeirufen werkwoord (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)
-
vor Gericht laden werkwoord
-
herausfordern werkwoord (fordre heraus, forderst heraus, fordert heraus, forderte heraus, fordertet heraus, herausgefordert)
-
oproepen (ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen)
aufrufen; vorladen; aufbieten; kommen lassen; rufen; einberufen; herbeirufen; zu sich rufen-
kommen lassen werkwoord
-
herbeirufen werkwoord (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)
-
zu sich rufen werkwoord
Conjugations for oproepen:
o.t.t.
- roep op
- roept op
- roept op
- roepen op
- roepen op
- roepen op
o.v.t.
- riep op
- riep op
- riep op
- riepen op
- riepen op
- riepen op
v.t.t.
- heb opgeroepen
- hebt opgeroepen
- heeft opgeroepen
- hebben opgeroepen
- hebben opgeroepen
- hebben opgeroepen
v.v.t.
- had opgeroepen
- had opgeroepen
- had opgeroepen
- hadden opgeroepen
- hadden opgeroepen
- hadden opgeroepen
o.t.t.t.
- zal oproepen
- zult oproepen
- zal oproepen
- zullen oproepen
- zullen oproepen
- zullen oproepen
o.v.t.t.
- zou oproepen
- zou oproepen
- zou oproepen
- zouden oproepen
- zouden oproepen
- zouden oproepen
en verder
- ben opgeroepen
- bent opgeroepen
- is opgeroepen
- zijn opgeroepen
- zijn opgeroepen
- zijn opgeroepen
diversen
- roep op!
- roept op!
- opgeroepen
- oproepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor oproepen:
Verwante definities voor "oproepen":
Wiktionary: oproepen
oproepen
Cross Translation:
verb
-
doen verschijnen
- oproepen → aufrufen
-
(gevoelens) veroorzaken
- oproepen → hervorrufen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• oproepen | → herbeirufen | ↔ conjure — To summon up using supernatural power |
• oproepen | → hervorrufen; heraufbeschwören | ↔ conjure — To evoke |
• oproepen | → abkommandieren | ↔ draft — to conscript a person |
• oproepen | → auslösen; elizitieren; eruieren; entlocken; herauslocken; hervorrufen; hervorlocken; locken | ↔ elicit — to evoke, educe |
• oproepen | → hervorrufen | ↔ evoke — to cause the manifestation of |
• oproepen | → anrufen; zurufen | ↔ invoquer — appeler à son secours, à son aide, par une prière. |
• oproepen | → wachrufen; heraufbeschwören | ↔ évoquer — Appeler, faire venir, faire apparaître, en parlant surtout des âmes, des esprits. |