Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oppas (Nederlands) in het Duits

oppas:

oppas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de oppas (kinderoppas; babyoppas; babysitter)
    der Babysitter; der Betreuer

Vertaal Matrix voor oppas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Babysitter babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas oppassers
Betreuer babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas dierverzorger; verzorger

Verwante woorden van "oppas":


Wiktionary: oppas


Cross Translation:
FromToVia
oppas Babysitter; Kinderhüter; Kinderbetreuer baby-sitter — Garde de bébé ou d’enfant

oppassen:

oppassen werkwoord (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)

  1. oppassen (voorzichtig zijn; uitkijken)
    aufpassen; hüten; vorsichtig sein; sich hüten vor; achtgeben
  2. oppassen (uitkijken voor; opletten)
    aufpassen; hüten; achtgeben auf
    • aufpassen werkwoord (passe auf, passt auf, passte auf, passtet auf, aufgepast)
    • hüten werkwoord (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
    • achtgeben auf werkwoord

Conjugations for oppassen:

o.t.t.
  1. pas op
  2. past op
  3. past op
  4. passen op
  5. passen op
  6. passen op
o.v.t.
  1. paste op
  2. paste op
  3. paste op
  4. pasten op
  5. pasten op
  6. pasten op
v.t.t.
  1. heb opgepast
  2. hebt opgepast
  3. heeft opgepast
  4. hebben opgepast
  5. hebben opgepast
  6. hebben opgepast
v.v.t.
  1. had opgepast
  2. had opgepast
  3. had opgepast
  4. hadden opgepast
  5. hadden opgepast
  6. hadden opgepast
o.t.t.t.
  1. zal oppassen
  2. zult oppassen
  3. zal oppassen
  4. zullen oppassen
  5. zullen oppassen
  6. zullen oppassen
o.v.t.t.
  1. zou oppassen
  2. zou oppassen
  3. zou oppassen
  4. zouden oppassen
  5. zouden oppassen
  6. zouden oppassen
diversen
  1. pas op!
  2. past op!
  3. opgepast
  4. oppassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oppassen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het oppassen (attentie; uitkijken)
    Achtgeben; die Aufmerksamkeit

Vertaal Matrix voor oppassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Achtgeben attentie; oppassen; uitkijken
Aufmerksamkeit attentie; oppassen; uitkijken aandacht; attentie; belangstelling; interesse; nauwlettendheid; oplettendheid; opmerkzaamheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achtgeben oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn behoeden; behouden; beschermen; bewaken; bij de les blijven; hoeden voor; in bescherming nemen; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien; toezien op
achtgeben auf opletten; oppassen; uitkijken voor
aufpassen opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn aandacht erbij houden; behoeden; behouden; beschermen; bewaken; hoeden voor; in bescherming nemen; opletten; toezien op
hüten opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; hoeden; in bescherming nemen; toezien op
sich hüten vor oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
vorsichtig sein oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
- opletten; uitkijken

Verwante woorden van "oppassen":


Synoniemen voor "oppassen":


Verwante definities voor "oppassen":

  1. je aandacht erbij houden1
    • je moet goed oppassen, anders val je1
  2. toezicht op een kind houden1
    • wil je vanavond oppassen als wij naar de film gaan?1

Wiktionary: oppassen

oppassen
verb
  1. opletten dat er niet iets ergs gebeurt
  2. bij de kinderen blijven en op ze letten

Cross Translation:
FromToVia
oppassen aufpassen watch out — to use caution
oppassen herrschen; beherrschen; regieren; kontrollieren; nachsehen; überwachen; achtgeben; aufpassen; beachten; zusehen; aufpassen auf; Obacht geben; Obacht geben auf; beherzigen surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.