Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. oploopje:
  2. oploop:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oploopje (Nederlands) in het Duits

oploopje:

oploopje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het oploopje (samenkomst; toeloop)
    die Schar; die Menge; der Schwarm; die Masse; der Ansturm; der Andrang; Gedränge; Gewühl; der Trupp; die Volksmenge
    • Schar [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Menge [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schwarm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Masse [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ansturm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Andrang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gedränge [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gewühl [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Trupp [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Volksmenge [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor oploopje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Andrang oploopje; samenkomst; toeloop aandrang; beroering; drang; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; het toestromen; het toevloeien; impuls; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; luim; opschudding; opwelling; pandemonium; prikkel; rumoer; spektakel; toestroom; tumult
Ansturm oploopje; samenkomst; toeloop aanval; attaque; bestorming; klopjacht; offensief; razzia; run; stormaanval; stormloop
Gedränge oploopje; samenkomst; toeloop agitatie; beroering; drom; drukte; gedoe; gedrang; geduw; geraas; gewoel; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; massa; menigte; mensenmassa; omhaal; ongedurigheid; onrust; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; toevloed; troep; tumult; veel mensen
Gewühl oploopje; samenkomst; toeloop beroering; drukte; gedoe; geraas; gewoel; gewroet; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen
Masse oploopje; samenkomst; toeloop accumulatie; berg; boel; drom; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schaar; schare; stapel; troep
Menge oploopje; samenkomst; toeloop aantal; aardig wat; accumulatie; bende; benoemde set; berg; boel; drom; groot en dik stuk; grote hoeveelheid; heleboel; hoeveelheid; homp; hoop; horde; kluit; kudde; kwantiteit; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; partij; schaar; schare; selectie; set; sortering; stapel; stel; troep; verzameling
Schar oploopje; samenkomst; toeloop aantal personen bijeen; allegaartje; bende; cohort; drom; gezelschap; groep; groep mensen; hoop; horde; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; samenraapsel; schaar; schare; troep
Schwarm oploopje; samenkomst; toeloop afgod; afgodsbeeld; drom; horde; idool; kudde; massa; schaar; schare; troep; zwerm
Trupp oploopje; samenkomst; toeloop aantal personen bijeen; drom; gezelschap; groep; groep mensen; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; schaar; schare; troep
Volksmenge oploopje; samenkomst; toeloop drom; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; schaar; schare; troep; volksmenigte

Verwante woorden van "oploopje":


oploop:

oploop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de oploop
    der Auflauf; die Anziehung; der Zusammenlauf

Vertaal Matrix voor oploop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anziehung oploop aantrekkelijkheid; aantrekking; attractiviteit
Auflauf oploop oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
Zusammenlauf oploop samenloop

Verwante woorden van "oploop":


Wiktionary: oploop

oploop
noun
  1. spontane Ansammlung von Menschen