Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgedoekt (Nederlands) in het Duits

opgedoekt:

opgedoekt bijvoeglijk naamwoord

  1. opgedoekt (afgeschreven zijn)
    abgeschrieben

Vertaal Matrix voor opgedoekt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abgeschrieben afgeschreven zijn; opgedoekt afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven

Verwante woorden van "opgedoekt":

  • opgedoekte

opgedoekt vorm van opdoeken:

opdoeken werkwoord (doek op, doekt op, doekte op, doekten op, opgedoekt)

  1. opdoeken (opheffen)
    aufheben; auflösen; aufdecken; abschaffen
    • aufheben werkwoord (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • auflösen werkwoord (löse auf, löst auf, löste auf, löstet auf, aufgelöst)
    • aufdecken werkwoord (decke auf, deckst auf, deckt auf, deckte auf, decktet auf, aufgedeckt)
    • abschaffen werkwoord (schaffe ab, schaffst ab, schafft ab, schaffte ab, schafftet ab, abgeschafft)

Conjugations for opdoeken:

o.t.t.
  1. doek op
  2. doekt op
  3. doekt op
  4. doeken op
  5. doeken op
  6. doeken op
o.v.t.
  1. doekte op
  2. doekte op
  3. doekte op
  4. doekten op
  5. doekten op
  6. doekten op
v.t.t.
  1. heb opgedoekt
  2. hebt opgedoekt
  3. heeft opgedoekt
  4. hebben opgedoekt
  5. hebben opgedoekt
  6. hebben opgedoekt
v.v.t.
  1. had opgedoekt
  2. had opgedoekt
  3. had opgedoekt
  4. hadden opgedoekt
  5. hadden opgedoekt
  6. hadden opgedoekt
o.t.t.t.
  1. zal opdoeken
  2. zult opdoeken
  3. zal opdoeken
  4. zullen opdoeken
  5. zullen opdoeken
  6. zullen opdoeken
o.v.t.t.
  1. zou opdoeken
  2. zou opdoeken
  3. zou opdoeken
  4. zouden opdoeken
  5. zouden opdoeken
  6. zouden opdoeken
diversen
  1. doek op!
  2. doekt op!
  3. opgedoekt
  4. opdoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opdoeken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufheben deining; ophef
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abschaffen opdoeken; opheffen afschaffen; op non-actief stellen; uitrangeren; uitschakelen
aufdecken opdoeken; opheffen bloot leggen; blootleggen; ontbloten
aufheben opdoeken; opheffen afbestellen; afbetalen; afgelasten; afrekenen; afzeggen; annuleren; archiveren; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; heffen; intrekken; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nietig verklaren; nullificeren; omhoog brengen; omhoogheffen; ondervangen; ontbinden; opbergen; opheffen; oppakken; oppikken; oprapen; oprichten; opruimen; opslaan; opsnappen; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; teniet doen; terugdraaien; tillen; uiteen doen gaan; vereffenen; verijdelen; vernietigen; verrekenen; wegleggen
auflösen opdoeken; opheffen afbetalen; afbreken; afrekenen; beëindigen; desintegreren; detacheren; exploderen; forceren; in een vloeistof opgaan; kraken; losbreken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; omzetten; ontbinden; ontcijferen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; openbreken; opheffen; oplossen; opsporen; scheiden; stukmaken; tornen; tot een oplossing brengen; uit elkaar gaan; uit elkaar vallen; uiteen doen gaan; uiteengaan; uiteenvallen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbreken; verbrijzelen; vereffenen; verrekenen

Wiktionary: opdoeken


Cross Translation:
FromToVia
opdoeken abräumen; fortnehmen; entziehen; wegnehmen; bergen; suspendieren; zurücklegen; abschaffen; beseitigen; entfernen; fortschaffen; wegbringen ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.