Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. opentrekken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opentrekken (Nederlands) in het Duits

opentrekken:

opentrekken werkwoord (trek open, trekt open, trok open, trokken open, opengetrokken)

  1. opentrekken
    aufziehen
    • aufziehen werkwoord (ziehe auf, ziehst auf, zieht auf, zog auf, zogt auf, aufgezogen)

Conjugations for opentrekken:

o.t.t.
  1. trek open
  2. trekt open
  3. trekt open
  4. trekken open
  5. trekken open
  6. trekken open
o.v.t.
  1. trok open
  2. trok open
  3. trok open
  4. trokken open
  5. trokken open
  6. trokken open
v.t.t.
  1. heb opengetrokken
  2. hebt opengetrokken
  3. heeft opengetrokken
  4. hebben opengetrokken
  5. hebben opengetrokken
  6. hebben opengetrokken
v.v.t.
  1. had opengetrokken
  2. had opengetrokken
  3. had opengetrokken
  4. hadden opengetrokken
  5. hadden opengetrokken
  6. hadden opengetrokken
o.t.t.t.
  1. zal opentrekken
  2. zult opentrekken
  3. zal opentrekken
  4. zullen opentrekken
  5. zullen opentrekken
  6. zullen opentrekken
o.v.t.t.
  1. zou opentrekken
  2. zou opentrekken
  3. zou opentrekken
  4. zouden opentrekken
  5. zouden opentrekken
  6. zouden opentrekken
en verder
  1. is opengetrokken
  2. zijn opengetrokken
diversen
  1. trek open!
  2. trekt open!
  3. opengetrokken
  4. opentrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opentrekken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufziehen opentrekken aankweken; aanplanten; bouwen; construeren; een snuif nemen; fokken; foppen; genereren; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de maling nemen; insnuiven; krammen; kweken; met een kram vastmaken; met een spil omhoogwerken; omhoog heffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opheffen; opkweken; opsnuiven; opspannen; opstijgen; opvliegen; planten; procreëren; snuiven; spannen; te pakken nemen; telen; verbouwen; voor de gek houden; voortbrengen

Wiktionary: opentrekken


Cross Translation:
FromToVia
opentrekken expandieren expand — (transitive) to change from a smaller form/size to a larger one
opentrekken entkorken déboucherdébarrasser de ce qui boucher, de ce qui obstruer.

Computer vertaling door derden: